3HV H1.6 Rekenen met procenten

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Waarom procenten?

Slide 2 - Woordweb

Procenten
Procent → per 100 (promille → per 1000)                  1% = 1/100 = 0,01
Hoeveel is 24% van € 347
1% = 347/100 = 3,47                                           24% = 24 x 3,47 = 83,28
Rekenmachine: 347/100 = x 24 =

Of je gebruikt een factor, snelle manier: 347 x 0,24 = 83,28 (24/100 = 0,24)
Let op dat je de juiste factor gebruikt! 30% = 0,3 en 3% = 0,03 en 0,3% = 0,003
deel het percentage altijd door 100 om de juiste factor te krijgen



Slide 3 - Tekstslide

Bron 1) Procentuele verandering 
Je weet getallen en gaat % uitrekenen d.m.v. de volgende formule:

  NIEUW – OUD
  ----------------- X 100%
          OUD
Boek hanteert een andere methode (mag uiteraard ook).

Voorbeeld: Hans verdient nu 1500, vorige jaar verdiende hij 1300. Hoeveel is hij erop vooruit gegaan?



Slide 4 - Tekstslide

Hans verdient nu 1500, vorige jaar verdiende hij 1300. Hoeveel is hij erop vooruit gegaan?

Slide 5 - Open vraag

Bron 1) Procentuele verandering 
Voorbeeld: Hans verdient nu 1500, vorige jaar verdiende hij 1300. Hoeveel is hij erop vooruit gegaan?

NIEUW 1500 – OUD 1300
 ----------------------------   X 100% = 15,4%
  OUD 1300




Slide 6 - Tekstslide

Bron 2: Absolute verandering
Een percentage is een verhoudingsgetal. Dit houdt in dat een percentage altijd met een ander getal of grootheid te maken heeft.

Je kan niet zeggen: “Ik verdien 60%” of “Philips heeft een winst van 9%”.
Wel kan: “Ik verdien nu 60% meer dan tien jaar geleden” of “De winst van Philips is dit jaar 9% van de totale omzet van Philips”.
De woorden ‘meer dan’ en ‘van de’ zijn heel belangrijk, want zij geven aan welk getal de basis van de verhouding vormt en dus welk getal op 100% gesteld moet worden.



Slide 7 - Tekstslide

Bron 2: Absolute verandering 
De procentuele verandering is bekend (je weet dus %). Bij een absolute verandering moet je dus oud of nieuw bereken.

Tip: Gebruik een kruistabel

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld: Hans verdient nu 1700, dit is 20% meer dan vorige jaar. Hoeveel verdiende hij vorige jaar?

Slide 11 - Open vraag

Bron 2: Absolute verandering 
Voorbeeld: Hans verdient nu 1700, dit is 20% meer dan vorige jaar. Hoeveel verdiende hij vorige jaar?





Bedrag
Procenten
Nu
1.700
Vroeger
?

Slide 12 - Tekstslide

Bron 2: Absolute verandering 
Voorbeeld: Hans verdient nu 1700, dit is 20% meer dan vorige jaar. Hoeveel verdiende hij vorige jaar?




(1.700 x 100 ) / 120  = 1.417
               
Bedrag
Procenten
Nu
1.700
120
Vroeger
1.417
100

Slide 13 - Tekstslide

Bron 2: Absolute verandering
 
Formule absolute verandering:

Oud onbekend = Nieuw x (100 + opslag/daling)
                                                      ----------------------
                                                                        100
Nieuw onbekend = Oud x 100
                                                     -----------------------
                                                     (100 + opslag/ daling)

Bedrag
%
Nu
1.700
120
Vroeger
1.417
100

Slide 14 - Tekstslide

Bron 3: Deel door geheel 
Ouderwets breuken. Het totaal bedrag/aantal is gelijk aan 100.

Voorbeeld: Hele zak knikkers (80), er worden 16 knikkers uit de zak gehaald. Hoeveel procent van de knikkers zijn er nog?
Je rekent dus een % uit!

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld: Hele zak knikkers (80), er worden 16 knikkers uit de zak gehaald. Hoeveel procent van de knikkers zijn er nog?

Slide 16 - Open vraag

Bron 3: Deel door geheel 
Voorbeeld: Hele zak knikkers (80), er worden 16 knikkers uit de zak gehaald. Hoeveel procent van de knikkers zijn er nog?
80 is 100%, dus 80-16 = 64
Breuk is                            64
                                            --- x 100 = 80%
                                            80                    
Of 16 / 80 x 100% = 20%
80% van de knikkers zit dus nog in de zak, 20% is eruit (samen = 100%)


Slide 17 - Tekstslide

Bron 3: Deel door geheel 

Voorbeeld: “De winst van Philips is dit jaar 9% van de totale omzet van Philips”. 
Hoe berekenen we deze 9%? DEEL / GEHEEL x 100 =
Het deel = de winst
Het geheel (= totaal) = de totale omzet van Philips

Wat na de woordjes 'van de' komt is altijd het totaal, het geheel en de 100%!



Slide 18 - Tekstslide

Roos en Michel werken allebei bij de Jumbo. Roos verdient € 60 p/mnd en Michel € 45 p/mnd. Hoeveel procent verdient Roos meer dan Michel?

Slide 19 - Open vraag

Bron 4: Procentuele vergelijking 
Lijkt op procentuele verandering. Alleen vergelijk je niet cijfers uit het heden en verleden, maar bijvoorbeeld het loon van de een met het loon van de ander. 

Loon Y - Loon X
------------------ x 100
Loon X

Loon Y betreft het onderwerp in de zin.




Loon Y betreft het onderwerp in de zin

Slide 20 - Tekstslide

Bron4: Procentuele vergelijking
Roos en Michel werken allebei bij de Jumbo. Roos verdient € 60 p/mnd en Michel € 45 p/mnd. Hoeveel procent verdient Michel minder dan Roos?

45 - 60
-------    x 100 = 25%
60


Loon Y betreft het onderwerp in de zin.




Slide 21 - Tekstslide

Bron4: Procentuele vergelijking 
Roos en Michel werken allebei bij de Jumbo. Roos verdient € 60 p/mnd en Michel € 45 p/mnd. Hoeveel procent verdient Roos meer dan Michel?

60 - 45
-------    x 100 = 33,3333%
45


Loon Y betreft het onderwerp in de zin.




Roos is het onderwerp in de zin. 

Als het onderwerp Michiel is dan verandert de uitkomst

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

VWO: Procentpunten 
Hoeveel verandert het ene percentage tov het andere percentage. 
Oftewel; Het absolute verschil tussen twee procentgetallen.

Voorbeeld: Inflatie is gestegen van 2% naar 2,5%. Hoe groot is de verandering in procentpunten?



Loon Y betreft het onderwerp in de zin.




Slide 24 - Tekstslide

Roos en Michel werken allebei bij de Jumbo. Roos verdient € 60 p/mnd en Michel € 45 p/mnd. Hoeveel procent verdient Michel minder dan Roos?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag......
- Lezen & maken opgaven par. 1.6

- Maken extra opgaven Classroom

- Lezen theorie Classroom

Slide 27 - Tekstslide

VWO: Inflatie is gestegen van 2% naar 2,5%. Hoe groot is de verandering in procentpunten?

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Video