6 dec. Start H4

6 dec. Start H4
BK: grammatica werkwoorden 
Je leert het werkwoord, de persoonsvorm, het hele werkwoord en het voltooid deelwoord herkennen en benoemen.
Mavo (gt): meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling
Je leert deze (delen van) zinsdelen herkennen en benoemen:
  • bijwoordelijke bepaling;
  • meewerkend voorwerp (herhaling);
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

6 dec. Start H4
BK: grammatica werkwoorden 
Je leert het werkwoord, de persoonsvorm, het hele werkwoord en het voltooid deelwoord herkennen en benoemen.
Mavo (gt): meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling
Je leert deze (delen van) zinsdelen herkennen en benoemen:
  • bijwoordelijke bepaling;
  • meewerkend voorwerp (herhaling);

Slide 1 - Tekstslide

werkwoorden
  • Werkwoorden (ww) zijn de belangrijkste woorden in een zin. 
  • Ze vertellen je wat iemand of iets doet of wat er gebeurt. 
  • Zonder werkwoord heb je geen goede zin.
  • Werkwoorden veranderen van vorm. Ze passen zich aan, aan wie of wat het doet. Dat noem je vervoegen.

Slide 2 - Tekstslide

voorbeelden
Ik fiets – wij fietsen

Werkwoorden kun je van tijd veranderen: tegenwoordige tijd of verleden tijd.

ik fiets – ik fietste

Slide 3 - Tekstslide

werkwoordsvormen
Werkwoordsvormen
Het werkwoord (ww) kan verschillende vormen hebben:
Voorbeeld
  • Ali belt zijn vriend. (belt = persoonsvorm)
  • Ali zal morgen zijn vriend bellen. (bellen = hele werkwoord)
  • Ali heeft zijn vriend gebeld. (gebeld = voltooid deelwoord)

Slide 4 - Tekstslide

BK aan de slag 
(thuis)werk:
Bladzijde 78-81 maken opdracht 1, 2, 3, 4, 5

Slide 5 - Tekstslide

mavo 4.1 grammatica
Je leert:
 
  • deze (delen van) zinsdelen herkennen en benoemen:
  • bijwoordelijke bepaling;
  • meewerkend voorwerp (herhaling)

Slide 6 - Tekstslide

meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp (mv) komt voor in zinnen waarin het werkwoord iets aangeeft, bijvoorbeeld: iemand geeft of vertelt iets aan iemand. De persoon die ontvangt, noem je het meewerkend voorwerp.

Slide 7 - Tekstslide

voorbeelden
  
De aanvoerder gaf zijn medespelers de gewonnen kampioensbeker.

Ashanti leent aan niemand haar nieuwe fiets uit.

Slide 8 - Tekstslide

bijwoordelijke bepaling

De zinsdelen kunnen aangeven waar, wanneer , hoe of waarom iets gebeurt. Je noemt zo'n zinsdeel een bijwoordelijke bepaling (bwb).

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden
Linde | bewaarde | haar dagboek | onder haar bed. (waar?)

Gisteren | viel | De Stroom | uit? (wanneer?)

De poes | kon | urenlang | spinnen. (hoe lang - tijd)

Slide 10 - Tekstslide

(thuis)werk

Mavo (gt): bladzijde 94 - 95 maken opdracht 1, 2, 3

BK: bladzijde 78 - 81 opdracht 1, 2, 3, 4, 5

Slide 11 - Tekstslide