Meervoudsvorming, bijvoeglijk naamwoord en werkwoordspelling

Welkom       


Starttaak
Etui, planner, lesboek, werkboek, leesboek en schrift.
  • Lees het gedicht
  • Noteer alle niet bestaande zelfstandig naamwoorden.
  • Noteer van de opgeschreven woorden het juiste enkelvoud en meervoud.
  • Klaar? Lezen in je boek
timer
10:00
O, vreemdeling, die onze taal bestudeert,
Lees verder. Ik wed dat mijn Rijm je wat leert.
'k Hoop niet, dat de studie je tegen zal vallen,
Zoo zegt men bal - ballen, maar, ach! niet: dal - dallen.
En 't enkelvoud, vreemdling, van koeien is: koe,
Maar de boef draagt wel boeien, de drenkling geen boe.
En Vondel, je weet het, schreef prachtige reien,
Maar niemand bestelt in een lunchroom ooit eien.
En kinden is niets, noch ook winderen - wel lammeren,
Wel: wortelen, geen eikelen, noch borstelen of kammeren.
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom       


Starttaak
Etui, planner, lesboek, werkboek, leesboek en schrift.
  • Lees het gedicht
  • Noteer alle niet bestaande zelfstandig naamwoorden.
  • Noteer van de opgeschreven woorden het juiste enkelvoud en meervoud.
  • Klaar? Lezen in je boek
timer
10:00
O, vreemdeling, die onze taal bestudeert,
Lees verder. Ik wed dat mijn Rijm je wat leert.
'k Hoop niet, dat de studie je tegen zal vallen,
Zoo zegt men bal - ballen, maar, ach! niet: dal - dallen.
En 't enkelvoud, vreemdling, van koeien is: koe,
Maar de boef draagt wel boeien, de drenkling geen boe.
En Vondel, je weet het, schreef prachtige reien,
Maar niemand bestelt in een lunchroom ooit eien.
En kinden is niets, noch ook winderen - wel lammeren,
Wel: wortelen, geen eikelen, noch borstelen of kammeren.

Slide 1 - Tekstslide

Deze week
Maandag: Instructie meervoudsvorming WB blz. 118
Dinsdag: Instructie bijvoeglijke naamwoorden WB blz. 119 Woensdag: Instructie werkwoordspelling WB blz. 120 

Weektaak 

Leren: handboek 176 t/m 183 
Maken: 3 t/m 7  (blz. 118 en 119) + oefenblad werkwoordspelling 


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je op welke manieren een meervoud van een zelfstandig naamwoord gevormd kan worden.
  • Kun je zelf de regels voor het vormen van een meervoud toepassen.

Slide 3 - Tekstslide

Soorten meervouden
  • Meervouden op -en, -n en -’en
  • Meervouden op -s en -’s
  • Bijzondere meervouden

Slide 4 - Tekstslide

Meervouden op -en
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en.

Vaak plak je de -en er direct aan vast, maar er zijn ook uitzonderingen:
- soms valt er een klinker weg;
- soms wordt er een medeklinker toegevoegd;
- soms verandert de -f in een -v of een -s in een -z;
- bij het meervoud van afkortingen die op een s of x  gebruiken we -'en.

Slide 5 - Tekstslide

Let op!
Bij woorden die eindigen op -ik zou je kunnen verwachten dat de medeklinker altijd verdubbelt. Dit is niet het geval!

 Dit gebeurt niet als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt.
vb. monnik -monniken

Soms verandert de -f niet in een -v en de -s niet in een -z. 
vb. fotografen of kansen

Slide 6 - Tekstslide

Meervouden op -s of -'s
Als een woord een meervoud op een -s of -'s heeft, horen we dat als we het meervoud uitspreken.

- Engelse en Franse leenwoorden eindigen bijna altijd op een -s.
- Als de -s achter het enkelvoud tot uitspraakproblemen leidt, doen we -'s. Dit is het geval als het enkelvoud op een -a, -i, -o, -u of -y eindigt.
- bij afkortingen met een meervoud, gebruiken we -'s.

Slide 7 - Tekstslide

Maak in je schrift het volgende rijtje
- meervouden waarbij er een klinker wegvalt;
- meervouden waarbij er een medeklinker toegevoegd wordt;
- meervouden waarbij de -f  in een -v of een -s in een -z verandert;
- meervouden waarbij er -'en achter een afkorting komt.
- meervouden waarbij er een s toegevoegd wordt
-meervouden waarbij een 's wordt toegevoegd.

Slide 8 - Tekstslide

Als er geen klemtoon op de laatste lettergreep ligt, komt er op de laatste e een trema.
Voorbeelden:
  • bacterie - bacteriën
  • porie - poriën

Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, komt er ook nog een extra e bij.
Voorbeelden:
  • knie - knieën
  • industrie - industrieën
  • idee - ideeën
  • zee - zeeën


Meervouden met trema

Slide 9 - Tekstslide

Woorden met meervoud op -en én -s
Sommige woorden hebben zowel een meervoud met -en als een meervoud met een -s. 

Voorbeelden hiervan zijn: seconde, tractor, ventilator, professor en groente. 

Slide 10 - Tekstslide

Bijzondere meervoudsvormen
Bijzondere meervoudsvormen
sommige woorden schrijf je met -eren:
  • ei - eieren
  • kind - kinderen
  • Rund - runderen





Slide 11 - Tekstslide

Bijzondere meervoudsvormen
Meervoud waarbij de klinker verandert: 
Stad - steden
snelheid - snelheden
schip - schepen


Slide 12 - Tekstslide

Starttaak

  • kijk je starttaak na
  • controleer of je de goede spellingregels hebt gebruikt
  • tweetallen
  • Klaar? Weektaak

  • dallen, eien, kinden, winderen, eikelen, borstelen, kammeren
  • dal –dalen, ei-eieren, kind –kinderen, wind –winden, eikel –eikels, borstel –borstels, kam –kammen

O, vreemdeling, die onze taal bestudeert,
Lees verder. Ik wed dat mijn Rijm je wat leert.
'k Hoop niet, dat de studie je tegen zal vallen,
Zoo zegt men bal - ballen, maar, ach! niet: dal - dallen.
En 't enkelvoud, vreemdling, van koeien is: koe,
Maar de boef draagt wel boeien, de drenkling geen boe.
En Vondel, je weet het, schreef prachtige reien,
Maar niemand bestelt in een lunchroom ooit eien.
En kinden is niets, noch ook winderen - wel lammeren,
Wel: wortelen, geen eikelen, noch borstelen of kammeren.

Slide 13 - Tekstslide

Nu jij....
Maak van je weektaak opdracht 3 en 4 blz. 118 werkboek

Slide 14 - Tekstslide

Welkom       


Starttaak
Etui, planner, lesboek, werkboek, leesboek en schrift.
  1. Welke bijvoeglijke naamwoorden gebruik jij met je vrienden die je ouders of docenten niet snel zouden gebruiken, of niet kennen? Maak een top 3
  2. Noteer de verbogen vorm en de trappen van vergelijking van de bijvoeglijk naamwoorden uit jouw top 3.
  3. Klaar? Stillezen
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je hoe een bijvoeglijk naamwoord gevormd kan worden.
  • kun je de juiste vorm van een bijvoeglijk naamwoord maken
  • kun je bijzonderheden van bijvoeglijk naamwoorden uitleggen.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe ging jouw starttaak? 
  1. Eitje? Ga aan de slag met je weektaak volgens je opdrachtenboek.
  2. Tja, het komt me wel bekend voor, maar hoe het ook alweer zit....? Lees je handboek (blz. 178-179) en ga vervolgens aan de slag met je weektaak in je opdrachtenboek
  3. Waar gaat dit over??? Doe mee met de instructie en maak aantekening.


Keuze 1 of 2....Bekijk je taak...denk na over je aanpak: Je kunt 10 -15 minuten geen vragen stellen. Je werkt stil en zelfstandig.
Keuze 3..... Pak je schrift en open je handboek op pagina 178.



Leren: handboek 178-179  
Maken: opdracht  5 t/m 7 
blz. 119 in je werkboek

Slide 17 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over (een eigenschap van) het zelfstandig naamwoord. 

Dit kan van alles zijn!

Slide 18 - Tekstslide

Verbogen of niet?
Meestal heeft een bijvoeglijk naamwoord een onverbogen vorm (zonder -e) en een verbogen vorm (met een -e). 

We gebruiken meestal de verborgen vorm (met een -e), tenzij: 
- het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat; 
- het bijvoeglijk naamwoord bij een het-woord hoort, maar het lidwoord een gebruikt wordt. 

Slide 19 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is een bijzondere vorm van het bijvoeglijk naamwoord. Het geeft aan waar iets van is gemaakt. 

De meeste stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden eindigen op -en en kennen geen verborgen vorm. 

Veel 'nieuwe' stoffen, waarvan de naam vaak uit het Engels afkomstig is, krijgen géén 
-en. 

Slide 20 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Als voltooide deelwoorden iets over een zelfstandig naamwoord zeggen, worden ze als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. 

Hierbij geldt één regel: we schrijven het zo kort mogelijk op!

Let op! Hierbij houden  we wel rekening met de uitspraak!

Slide 21 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht:
Bedenk 5 Suske en Wiske- titels die voldoen aan de volgende eissen:
  • Elke titel bestaat uit een bijvoeglijk naamwoord en een een meervoud die beginnen met dezelfde letter.
  • Gebruik een keer een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord, en een keer een voltooid of onvoltooid deelwoord.
  • Gebruik een keer de vergrotende en een keer de overtreffende trap.

Slide 23 - Tekstslide

Welkom       


Starttaak
Etui, planner, lesboek, werkboek, leesboek en schrift.
Zie jij of erger jij je weleens aan fouten in de werkwoordspelling?
Lees de zinnen hiernaast met verkeerd gespelde persoonsvormen.

a. Zet ze in volgorde van minst naar meest opvallend.
b. Kun jij een reden bedenken waarom sommige fouten je meer opvallen of ergeren dan andere?
c. Welke fouten maak je zelf ook af en toe?
1. Meer informatie vindt je op onze website.
2. Ik loopt peentjes te zweten.
3. Vind je trainer dat geen goed idee?
4. Hij zeg nooit wat over over zichzelf.
5. Ik wordt altijd erg blij van een bos bloemen.
6. Hoe gaat jij daarmee om dan?

Slide 24 - Tekstslide

Deze week
Maandag: Instructie werkwoordspelling WB blz. 120
Dinsdag: werkwoordspelling WB blz. 120
 Woensdag: so meervoud, bijv. naamwoord en werkwoorden, lezen 

Weektaak 

Leren: handboek 176 t/m 183 
Maken: 2 t/m 7  (blz. 120 en 121) + oefenblad werkwoordspelling 


Slide 25 - Tekstslide

Aan het eind van de les kun je:
  • persoonsvormen in de tegenwoordige tijd en verleden tijd goed spellen;
  • voltooide deelwoorden goed spellen.
  • Engelse werkwoorden goed spellen

Slide 26 - Tekstslide

Spelling werkwoorden
Persoonsvorm             >           T.T.           
                                           >           V.T.        ik-vorm + te(n)/de(n)


Geen persoonsvorm   >           voltooid deelwoord             ('t Kofschip/ 't sexy fokschaap)
                                           >           bijvoeglijk naamwoord      (zo kort mogelijk)
                                      
  1. ik of jij/je erachter          = ik-vorm
  2. ev: jij/hij/zij/het                = ik-vorm + t
  3. mv: wij/jullie/zij               = hele werkwoord

Slide 27 - Tekstslide

Sterke werkwoorden

Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed 


Een lijst van de meest voorkomende sterke werkwoorden kun je via deze link vinden:

http://www.beterspellen.nl/website/index.php?pag=113

Slide 28 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (VD)

Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.

Eindigt op:   -EN, -D, -T


Twijfel je tussen -d of -t,  gebruik dan weer  't sexy fokschaap

Ik heb een Big Mac gegeten, want die was afgeprijsd.          

Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.           

Slide 29 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord

geeft aan dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet.

Geeft aan hoe iets gebeurt.

Hele werkwoord + een D


Kwijlend nam ik een hap. 
Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.

Slide 30 - Tekstslide

Gebiedende wijs

Wordt gebruikt als het om een  gebod of bevel gaat.

Staat op de eerste plaats in de zin.

Heeft geen onderwerp bij zich.

Altijd ik-vorm


Geef me een Big Mac!

Braad ze bruin, die frietjes!

Slide 31 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

staat vóór een zelfstandig naamwoord.

Is een VD of OD geweest.

Schrijf je zo kort mogelijk, dus zoals het VD of OD, met soms een extra -E erachter.


Ik eet mijn zojuist gekochtE Big Mac.

                                   BN van VD

Slide 32 - Tekstslide

Engelse werkwoorden

Slide 33 - Tekstslide

Bij de meeste  Engelse werkwoorden werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse zwakke werkwoorden.

Slide 34 - Tekstslide

maar..... let op 

Slide 35 - Tekstslide

Trucjes

Als je er niet met de voorgaande regels uitkomt, dan kun je de verlengproef gebruiken voor het VD en OD.


De weerman heeft mooi weer voorspeld => voorspelde

De weerman keek zoekend rond => zoekende




Slide 36 - Tekstslide

Trucjes

De infinitief, de gebiedende wijs en het bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk.


De weervrouw zal mooi weer voorspellen

Voorspel goed weer, weervrouw!

Het voorspelde goede weer bleef uit.        

Slide 37 - Tekstslide

Aan de slag!
Leren: handboek 176 t/m 183

Maken: 2 t/m 7 (blz. 120 en 121 WB) + oefenblad werkwoordspelling (ItsLearning/planner)

Slide 38 - Tekstslide