Taalverzorging 1 B

Taalverzorging 1 B
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taalverzorging 1 B

Slide 1 - Tekstslide

Starttaak
Etui, planner, lesboek, leesboek, schrift open en laptop dicht op tafel.

  • Lees het gedicht
  • Noteer alle niet bestaande zelfstandig naamwoorden.
  • Noteer van de opgeschreven woorden het juiste enkelvoud en meervoud

O, vreemdeling, die onze taal bestudeert,
Lees verder. Ik wed dat mijn Rijm je wat leert.
'k Hoop niet, dat de studie je tegen zal vallen,
Zoo zegt men bal - ballen, maar, ach! niet: dal - dallen.
En 't enkelvoud, vreemdling, van koeien is: koe,
Maar de boef draagt wel boeien, de drenkling geen boe.
En Vondel, je weet het, schreef prachtige reien,
Maar niemand bestelt in een lunchroom ooit eien.
En kinden is niets, noch ook winderen - wel lammeren,
Wel: wortelen, geen eikelen, noch borstelen of kammeren.









timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze week
Maandag:Instructie meervoudsvormen 1C
Dinsdag: Instructie bijvoeglijk naamwoorden 1C
Vrijdag:Leesuur

Weektaak
Lezen handboek 176-179
Maken: 3 t/m 8

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je op welke manieren een meervoud van een zelfstandig naamwoord gevormd kunnen worden.

Slide 4 - Tekstslide

Meervouden
Niet alle, maar wel veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud.
Dit meervoud wordt afgeleid van het enkelvoud en 
kan op verschillende manieren worden gevormd: 

- meervoud op - (')en
- meervoud op (')s
- meervoud met een threma
- twee meervoudsvormen
- bijzondere meervoudsvormen


Slide 5 - Tekstslide

Meervouden op -en
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en.

Vaak plak je de -en er direct aan vast, maar er zijn ook uitzonderingen:
- soms valt er een klinker weg;
- soms wordt er een medeklinker toegevoegd;
- soms verandert de -f in een -v of een -s in een -z;
- bij het meervoud van afkortingen die op een s of x  gebruiken we -'en.

Slide 6 - Tekstslide

Let op!
Bij woorden die eindigen op -ik zou je kunnen verwachten dat de medeklinker altijd verdubbelt. Dit is niet het geval: dit gebeurt niet als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt.

Soms verandert de -f niet in een -v en de -s niet in een -z. Denk aan fotografen of kansen

Slide 7 - Tekstslide

Meervouden op -s of -'s
Als een woord een meervoud op een -s of -'s heeft, horen we dat als we het meervoud uitspreken.

- Engelse en Franse leenwoorden eindigen bijna altijd op een -s.
- Als de -s achter het enkelvoud tot  uitspraakproblemen leidt, doen we -'s. Dit is het geval als het enkelvoud op een -a, -i, -o, -u of -y eindigt.
- bij afkortingen met een meervoud, gebruiken we -'s.

Slide 8 - Tekstslide

Maak in je schrift het volgende rijtje
- meervouden waarbij er een klinker wegvalt;
- meervouden waarbij er een medeklinker toegevoegd wordt;
- meervouden waarbij de -f in een -v of een -s in een -z verandert;
- meervouden waarbij er -'en achter een afkorting komt.
- meervouden waarbij er een s toegevoegd wordt
-meervouden waarbij een 's wordt toegevoegd.

Slide 9 - Tekstslide

Als er geen klemtoon op de laatste lettergreep ligt, komt er op de laatste e een trema.
Voorbeelden:
  • bacterie - bacteriën
  • porie - poriën

Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, komt er ook nog een extra e bij.
Voorbeelden:
  • knie - knieën
  • industrie - industrieën
  • idee - ideeën
  • zee - zeeën


Meervouden met trema

Slide 10 - Tekstslide

Woorden met meervoud op -en én -s
Sommige woorden hebben zowel een meervoud met -en als een meervoud met een -s. Voorbeelden hiervan zijn: seconde, tractor, ventilator, professor en groente. 

Slide 11 - Tekstslide

Bijzondere meervoudsvormen
Bijzondere meervoudsvormen
sommige woorden schrijf je met -eren:
  • ei - eieren
  • kind - kinderen
  • Rund - runderen





Slide 12 - Tekstslide

Bijzondere meervoudsvormen
Meervoud waarbij de klinker verandert: 
Stad - steden
snelheid - snelheden
schip - schepen

Meervoud -eren:
ei - eieren
kind - kinderen

Slide 13 - Tekstslide

Starttaak
Kijk je startopdracht na , controleer of je de goede spellingregels hebt gebruikt.

Tweetallen

Klaar? Weektaak

O, vreemdeling, die onze taal bestudeert,
Lees verder. Ik wed dat mijn Rijm je wat leert.
'k Hoop niet, dat de studie je tegen zal vallen,
Zoo zegt men bal - ballen, maar, ach! niet: dal - dallen.
En 't enkelvoud, vreemdling, van koeien is: koe,
Maar de boef draagt wel boeien, de drenkling geen boe.
En Vondel, je weet het, schreef prachtige reien,
Maar niemand bestelt in een lunchroom ooit eien.
En kinden is niets, noch ook winderen - wel lammeren,
Wel: wortelen, geen eikelen, noch borstelen of kammeren.









timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Starttaak
Etui, planner, lesboek, leesboek, schrift open en laptop dicht op tafel.
  1. Welke bijvoeglijke naamwoorden gebruik jij met je vrienden die je ouders of docenten niet snel zouden gebruiken, of niet kennen? Maak een top 3
  2. Noteer de verbogen vorm  en de trappen van vergelijking van de bijvoeglijk naamwoorden uit jouw top 3.
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze week
Maandag:Instructie meervoudsvormen 1C
Dinsdag: Instructie bijvoeglijk naamwoorden 1C
Vrijdag:Leesuur

Weektaak 20 november

Lezen handboek 176-179
Maken: 3 t/m 8

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je hoe een bijvoeglijk naamwoord gevormd kan worden.
  • kun je de juiste vorm van een bijvoeglijk naamwoord maken
  • kun je bijzonderheden van bijvoeglijk naamwoorden uitleggen.

Slide 17 - Tekstslide

Starttaak Hoe ging jouw starttaak? 
  1. Eitje? Ga aan de slag met je weektaak volgens je opdrachtenboek.
  2. Tja, het komt me wel bekend voor, maar hoe het ook alweer zit....? Lees je handboek en ga vervolgens aan de slag met je weektaak in je opdrachtenboek
  3. ??? Doe mee met de instructie en maak zonodig aantekening.


Keuze 1 of 2....Bekijk je taak...denk na over je aanpak: Je kunt 10 -15 minuten geen vragen stellen. Je werkt stil en zelfstandig
Keuze 3..... Pak je schrift en open je handboek op pagina.

 Check leerdoelen: d.m.v een gezamelijke opdracht.

Slide 18 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over (een eigenschap van) het zelfstandig naamwoord. 

Dit kan van alles zijn!

Slide 19 - Tekstslide

Verbogen of niet?
Meestal heeft een bijvoeglijk naamwoord een onverbogen vorm (zonder -e) en een verbogen vorm (met een -e). 

We gebruiken meestal de verborgen vorm (met een -e), tenzij: 
- het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat; 
- het bijvoeglijk naamwoord bij een het-woord hoort, maar het lidwoord een gebruikt wordt. 

Slide 20 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is een bijzondere vorm van het bijvoeglijk naamwoord. Het geeft aan waar iets van is gemaakt. 

De meeste stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden eindigen op -en en kennen geen verborgen vorm. 

Veel 'nieuws' stoffen, waarvan de naam vaak uit het Engels afkomstig is, krijgen géén 
-en. 

Slide 21 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Als voltooide deelwoorden iets over een zelfstandig naamwoord zeggen, worden ze als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. 

Hierbij geldt één regel: we schrijven het zo kort mogelijk op!

Let op! Hierbij houden  we wel rekening met de uitspraak!

Slide 22 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht:
Bedenk 5 Suske en Wiske- titels die voldoen aan de volgende eissen:
  • Elke titel bestaat uit een bijvoeglijk naamwoord en een een meervoud die beginnen met dezelfde letter.
  • Gebruik een keer een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord, en een keer een voltooid of onvoltooid deelwoord.
  • Gebruik een keer de vergrotende en een keer de overtreffende trap.

Slide 24 - Tekstslide