Je kunt zinsdelen aanvullen door kenmerken of eigenschappen van de zelfstandige naamwoorden toe te voegen.
De jongen | draagt | vandaag | op straat | een jas.
De lange jongen | draagt | vandaag | op straat | een blauwe jas. In deze zin zegt lange iets over de jongen ( de jongen is lang) en blauwe zegt iets over de jas (de jas is blauw).
Je noemt de woorden lange en blauwebijvoeglijke naamwoorden (bnw).
Slide 5 - Tekstslide
Even oefenen
Zoek in de volgende zinnen het bijvoeglijk naamwoord (bnw) en het zelfstandig naamwoord (znw)
Slide 6 - Tekstslide
Wat is het bijvoeglijk naamwoord (bnw) en het zelfstandig naamwoord (znw) in de zin:
Ik heb de nieuwe auto toch niet gekocht.
Slide 7 - Open vraag
Wat is het bijvoeglijk naamwoord (bnw) en het zelfstandig naamwoord (znw) in de zin:
Hij heeft een geweldige goal gemaakt
Slide 8 - Open vraag
Wat is het bijvoeglijk naamwoord (bnw) en het zelfstandig naamwoord (znw) in de zin:
Hij kocht een zeldzaam schilderij.
Slide 9 - Open vraag
Tip bij het zoeken van bijvoeglijk naamwoord (bnw)
Het bijvoeglijk naamwoord (bnw) staat bijna altijd voor het zelfstandig naamwoord (znw)
Je kunt het controleren door: De oude man - de man is oud het zeldzame schilderij - het schilderij is zeldzaam
Slide 10 - Tekstslide
Einde van de uitleg.
Maak nu in Learnbeat 5.2 B en C
Slide 11 - Tekstslide
Blok 5 Grammatica
Pak je laptop
werk stil aan je Numo-taken
Slide 12 - Tekstslide
Blok 5 Fictie
Je krijgt een 'leesmapje'
Hierin staan verschillende teksten.
Vier van deze teksten krijg je ook tijdens de begrijpend lezen toets
Zorg dat je dit mapje elke les NL bij je hebt.
Slide 13 - Tekstslide
Spanning
Veel mensen houden van spannende films, games of verhalen. Maar wat is spanning? Wat maakt een verhaal spannend?
De hoofdpersoon is in gevaar. Jij wilt graag weten hoe het verder gaat met hem of met haar en dus lees of kijk je verder.
Het verhaal speelt zich af op een bijzondere of enge plek. Bijvoorbeeld in een dichtbegroeid bos, in een leegstaand gebouw of in een donkere trein.
Er is een raadsel of een geheim. Je bent benieuwd naar de oplossing en dus lees je door of kijk je verder.
Uitstel. De schrijver laat je wachten voordat je ontdekt hoe het zit.
Slide 14 - Tekstslide
Je hebt vier manieren gezien om een verhaal spannend te maken. Welke van die manieren zijn gebruikt in ‘Het comavirus’?