- Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen.
fietsen, lopen, spelen, kruipen, klappen, slapen…
- geeft aan dat er gebeurt iets.
sneeuwen, hagelen, waaien, regenen…
- geeft aan dat iemand is iets.
zijn, worden, lijken, blijven…
- Werkwoorden kunnen veranderen in de zin.
Ze geven aan in welke tijd (tegenwoordige of verleden tijd) de zin staat.