In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets VT ouderen MV
Slide 1 - Tekstslide
Bij diabetes mellitus maakt het lichaam
A
Te weinig glucagon
B
Te veel insuline
C
Te weinig glucose
D
Te weinig of geen insuline
Slide 2 - Quizvraag
Een delier is...
A
Een extreme verwardheidstoestand die nauwelijks optreedt.
B
Een verwardheidstoestand die vaak gepaard gaat met onrust en hallucinaties.
C
Goed te stoppen met antibiotica omdat het veroorzaakt word door een infectie.
D
Een toestand waar je niks aan kunt doen.
Slide 3 - Quizvraag
Welk orgaan is ziek bij diabetes
A
de pancreas
B
het colon
C
de hepar
D
de mammae
Slide 4 - Quizvraag
Bij iemand met diabetes mellitus met een hypo is:
A
de bloedsuiker te hoog
B
de bloedsuiker te laag
C
de bloeddruk te hoog
D
de bloeddruk te laag
Slide 5 - Quizvraag
Vasculaire dementie is dementie wat veroorzaakt wordt door:
A
zenuwschade
B
orgaanschade
C
bloedvatschade
D
nierfalen
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de functie van je kleine hersenen?
A
Regelt alle autonome processen zoals ademhaling
B
Regelt coördinatie van motoriek
C
Regelt emoties
D
Regelt slaap-waakritme
Slide 7 - Quizvraag
In welke fase van de dementie wordt dementie meestal gediagnosticeerd.
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4
Slide 8 - Quizvraag
Alzheimer is een vorm van
A
Aangeboren hersenletsel
B
Niet aangeboren hersenletsel
C
Traumatisch hersenletsel
D
Auto immuunziekte
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van apraxie?
A
Niet meer weten hoe je moet praten
B
Het constante gebruik van scheldwoorden tijdens het communiceren
C
Vergeten handelingen oa hoe de koffie gezet moet worden
D
angst voor de Praxis
Slide 10 - Quizvraag
De functie van de zintuigen wordt bij veroudering slechter. Welk zintuig blijft meestal wel intact?
A
Reuk
B
Zicht
C
Gehoor
D
Tastzin
Slide 11 - Quizvraag
Wat is diabetes?
A
De alvleesklier maakt te weinig insuline aan
B
De lever maakt te veel insuline aan
C
De lever maakt te weinig insuline aan .
D
De alvleesklier maakt te veel insuline aan
Slide 12 - Quizvraag
Bij welke fase van dementie horen de volgende symptomen?
- Mijn vermogen om initiatief te nemen wordt steeds minder - Mijn vermogen om contact te maken wordt steeds minder - Ik ervaar emoties, maar ik kan ze lastig/niet meer onder woorden brengen
A
verzonken ik
B
bedreigde ik
C
verdwaalde ik
D
verborgen ik
Slide 13 - Quizvraag
Dementie is
A
vaak goed te genezen
B
soms te genezen
C
niet te genezen
D
te genezen met antibiotica
Slide 14 - Quizvraag
Concentratieproblemen kan een symptoom zijn van een depressie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Is diabetes te genezen
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de meest voorkomende vorm van dementie?
A
Alzheimer
B
Vasculaire dementie
C
Lewy body dementie
D
Frontotemporale dementie
Slide 17 - Quizvraag
‘De verdwaalde ik’ is de eerste fase van dementie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Rachid heeft diabetes.
Wat is een ander woord voor diabetes?
A
blaasontsteking
B
nierziekte
C
suikerziekte
D
nierziekte
Slide 19 - Quizvraag
De hoofdoorzaak van diabetes type 2 is:
A
erfelijkheid
B
ongezond leefpatroon
C
niet bekend
D
hoge bloeddruk
Slide 20 - Quizvraag
Wat is diabetes
A
ziekte met teveel honing in het bloed
B
ziekte waarbij afbraak van cellen plaatsvind
C
ziekte waarbij het lichaam de glucose niet meer in evenwicht kan houden
D
ziekte van de spijsvertering
Slide 21 - Quizvraag
Wat zijn de behandelingen van diabetes mellitus?
A
Alleen insuline
B
Tabletten en insuline
C
Voedingsadvies, tabletten en insuline
D
Voedingsadvies en tabletten
Slide 22 - Quizvraag
Diabetes mellitus type 1 is een insuline afhankelijke diabetes. Er is dus sprake van ...
A
te weinig insulineproductie
B
totaal geen insulineproductie
C
teveel insuline productie
D
insuline allergie
Slide 23 - Quizvraag
Wat is afasie?
A
spraakstoornis
B
Taalstoornis
C
vorm van dementie
D
handelingsstoornis
Slide 24 - Quizvraag
Wat is geen vorm dementie
A
Alzheimer
B
Lewy Body
C
Korsakov
D
Vasculair
Slide 25 - Quizvraag
Iemand met een delier....
A
is erg onrustig.
B
is erg rustig, zelfs apathisch.
C
kan zowel onrustig, als apathisch zijn.
Slide 26 - Quizvraag
Wat is een depressie?
A
Een kneuzing
B
Stemmingsstoornis
C
Vorm van dementie
D
Een psychose
Slide 27 - Quizvraag
Concentratieproblemen, vergeetachtigheid en besluiteloosheid zijn geen klachten die passen bij depressie.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quizvraag
In de begeleiding van een zorgvrager met syndroom van Korsakov is belangrijk dat
A
Je spreekt in korte zinnen, concrete vragen stelt en consequent optreedt.
B
Je pictogrammen gebruikt en consequent handelt.
C
Je veel spreekt over het verleden en concrete vragen stelt.
D
Je faalangst negeert en je kort en duidelijk spreekt .
Slide 29 - Quizvraag
Een kenmerk van Korsakov is dat patiënten:
A
Onbeleefd zijn
B
Continu reageren op prikkels uit de omgeving
C
Grote moeite hebben om ergens mee te gaan beginnen