persoonlijk voornaamwoord en voorzetsels in 1e, 3e en 4e

Persoonlijk voornaamwoord & voorzetsels
in 1e, 3e en 4e naamval
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Persoonlijk voornaamwoord & voorzetsels
in 1e, 3e en 4e naamval

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Gebruik het schema
Kies de juiste vorm van het persoonlijk voornaamwoord.

Slide 3 - Tekstslide

Gehst du mit ...... (ons) nach Berlin?
A
wir
B
ons
C
uns
D
sie

Slide 4 - Quizvraag

Ich spiele gegen ....... (hem)
A
er
B
ihm
C
ihn

Slide 5 - Quizvraag

Durch ......... (hen) wird mein Zimmer gemütlich
A
sie
B
ihnen

Slide 6 - Quizvraag

Ich habe ein Geschenk für ....... (jullie).
A
ihr
B
euch

Slide 7 - Quizvraag

Ohne ......... (jou) möchte ich hier nicht wohnen.
A
du
B
dir
C
dich

Slide 8 - Quizvraag

Ich liebe meine Katze und kümmere mich gern um ......... (haar)
A
Sie
B
Ihnen
C
ihnen
D
sie

Slide 9 - Quizvraag

Ich bekomme noch Geld von ...... (jullie)
A
ihr
B
euch
C
euer
D
sie

Slide 10 - Quizvraag

Der Sturm kommt nicht bis ........ (jullie)
A
ihr
B
euch

Slide 11 - Quizvraag

Wartest du? Ich komme gleich zu ..... (jou)
A
dir
B
dich
C
du
D
mich

Slide 12 - Quizvraag

Du bist nach ..... (hem) an der Reihe.
A
er
B
ihm
C
ihr
D
ihn

Slide 13 - Quizvraag

Nu ga je zelf invullen

Slide 14 - Tekstslide

Ist das Buch ...... (voor ons)?

Slide 15 - Open vraag

Haben Sie einen Stuhl ......... (voor mij)

Slide 16 - Open vraag

Der Bauernhof ist so leer ...... (zonder haar)

Slide 17 - Open vraag

......... (door jullie) habe ich die Prüfung geschafft

Slide 18 - Open vraag

stappenplan
voorzetsel in de zin? welke naamval hoort daarbij?
geen voorzetsel, dan ontleden:
onderwerp = 1e
lijdend voorwerp = 4e 
meewerkend voorwerp = 3e

Slide 19 - Tekstslide

We maken Aufgaben 22 t/m 24
22: Vertaal het voorzetsel van het Duits naar het Nederlands
23: Omcirkel het juiste Duitse voorzetsel
24: Vertaal het voorzetsel van het NL naar het Duits

Slide 20 - Tekstslide