Boek 1

Leerdoelen 

  • je weet wat er met IMAGO wordt bedoeld
  • je weet wat de verschillende soorten reclames zijn
  • je weet wat er allemaal bij een huisstijl hoort
  • je weet welke logo's er zijn
  • je weet het verschil tussen een folder en een brochure 
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen 

  • je weet wat er met IMAGO wordt bedoeld
  • je weet wat de verschillende soorten reclames zijn
  • je weet wat er allemaal bij een huisstijl hoort
  • je weet welke logo's er zijn
  • je weet het verschil tussen een folder en een brochure 

Slide 1 - Tekstslide

Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:
  • je inkomsten;
  • de prijzen.

Slide 2 - Tekstslide

Koopkracht 
  • De hoeveelheid artikelen en diensten die je kunt kopen met je geld 
  • Koopkrachtbinding: het deel van de totale uitgaven dat iemand in zijn eigen gemeente besteedt.
  • Koopkrachttoevloeiing is het deel van de totale ontvangen uitgaven afkomstig van personen van buiten de eigen gemeente.
  • Koopkrachtafvloeiing is het deel van de totale uitgaven dat de consument buiten zijn eigen gemeente besteedt.
  • Koopmotief: de reden om iets te kopen


Slide 3 - Tekstslide

Job zijn inkomen blijft gelijk, maar de prijzen stijgen. Welk antwoord is juist?
A
Hij heeft meer koopkracht.
B
Hij heeft minder koopkracht.

Slide 4 - Quizvraag

Al de koopkracht toeneemt dan stijgt het inkomen meer dan ...
A
de inkomsten.
B
de prijzen.

Slide 5 - Quizvraag

Vraag:

Wat is volgens jou doelgroepsegmentatie?

Denk eraan:
Eerst zelf nadenken (10 sec)
Opschrijven in hele zinnen
Overleggen klasgenoot



Slide 6 - Tekstslide

Doelgroepsegmentatie
  • Je kunt doelgroepen op veel meer manieren indelen. 
  • Het indelen in doelgroepen heet doelgroepsegmentatie.
  • Voordeel voor bedrijf: je weet wie je klanten zijn en wat zij willen 

Slide 7 - Tekstslide

Vraag:

Wat is IMAGO?

Denk eraan:
Eerst zelf nadenken (10 sec)
Opschrijven in hele zinnen
Overleggen klasgenoot



Slide 8 - Tekstslide

Imago en identiteit
Wat is het verschil tussen imago en identiteit? 
  • Identiteit is wie je werkelijk bent, terwijl 
  • imago is hoe anderen je zien
  • Een sterk imago is van onschatbare waarde -> vertrouwen, loyaliteit van klanten en positieve invloed hebben op verkoopcijfers.

Een positief imago zorgt voor vertrouwen bij klanten. Als mensen een bedrijf of merk als betrouwbaar en geloofwaardig beschouwen, zijn ze eerder geneigd zaken met hen te doen.

Slide 9 - Tekstslide

Verschillende soorten reclame:
  • ideële reclame;
  • commerciële reclame;
  • merkreclame;
  • informatieve reclame;
  • sluikreclame.

Slide 10 - Tekstslide

Ideële reclame
Heeft als doel de mentaliteit en het gedrag van mensen te veranderen.
Ideële reclame gaat vaak over maatschappelijke problemen.

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn maatschappelijke problemen?

Slide 12 - Woordweb

Commerciële reclame
Bedoeld om te verleiden tot een aankoop.

Dit kan zijn:
- een informatieve reclame (info over het product);
- een merkreclame (vergroten naamsbekendheid).

Slide 13 - Tekstslide

merkreclame

Slide 14 - Tekstslide

informatieve reclame

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Wat is sluikreclame?

Slide 17 - Open vraag

Primaire kleuren
de primaire kleuren zijn: 
  1. rood, 
  2. geel 
  3. blauw

Slide 18 - Tekstslide

Secundaire kleuren
  • secundaire kleuren ontstaan wanneer we twee primaire kleuren met elkaar mengen

  • oranje, groen en paars zijn secundaire kleuren, hiernaast zie je hoe je deze kleuren mengt

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een
folder en een brochure?

Slide 20 - Woordweb

Folder
  • Gevouwen vel papier met info (to fold = vouwen)
  • Reclame voor product of bedrijf
  • Brochure
  • Uitgebreider informatieboekje
  • Om veel informatie te geven
  • Brochure wordt langere tijd bewaard

Slide 21 - Tekstslide

Vormgeving: Beeldaspecten
Wanneer je een schilderij, een advertentie of een verpakking bekijkt, spreek je vaak bewust of onbewust een ‘visueel oordeel’ uit. 
Je vindt het bijvoorbeeld mooi of saai. 
Ieder beeld is samengesteld uit verschillende onderdelen. 
De vorm en de kleur vallen je daarbij als eerste op. Bij een meer aandachtige blik let je ook op de compositie en de inhoud. 

Slide 22 - Tekstslide

Vormgeving: Beeldaspecten
De belangrijkste beeldaspecten zijn:

  • licht
  • kleur
  • vorm
  • compositie.

Slide 23 - Tekstslide

Beeldaspect: Licht
  • Licht komt van een lichtbron. 
  • Je hebt natuurlijke lichtbronnen en kunstmatige lichtbronnen. De zon is bijvoorbeeld een natuurlijke lichtbron. 
  • Een lamp is een voorbeeld van een kunstmatige lichtbron. Licht kan ook verschillende kleuren hebben
  •  Licht kan fel en hard zijn of juist zwak.

Slide 24 - Tekstslide

Beeldaspect: Kleur
Je hebt primaire (eerste) kleuren en secundaire (tweede) kleuren
Primaire kleuren zijn rood, blauw en geel.

Als je twee primaire kleuren mengt ontstaat er een secundaire kleur. 
Als je blauw en geel mengt krijg je bijvoorbeeld groen. 
Als je drie kleuren mengt krijg je een tertiaire (derde) kleur. Donkergroen is bijvoorbeeld een tertiaire kleur.
Wit, zwart en grijs zijn geen kleuren.

Slide 25 - Tekstslide

Kleurencirkel
Met een kleurencirkel kun je zichtbaar maken hoe de primaire kleuren en secundaire kleuren in elkaar overlopen. 
De kleurencirkel heeft als basis de drie primaire kleuren rood, geel en blauw. 
Dit zijn de kleuren die nooit door menging tot stand kunnen komen.

Slide 26 - Tekstslide

Beeldaspect: Vorm
  • Je hebt tweedimensionale vormen en driedimensionale vormen.
  • Tweedimensionale vormen (2D) hebben alleen een lengte en een breedte. 
  • Vierkanten, rechthoeken, driehoeken en cirkels zijn bijvoorbeeld tweedimensionale vormen. 
  • Driedimensionale vormen (3D) hebben naast lengte en breedte ook nog diepte. Kubussen, kegels, bollen en piramides zijn driedimensionale vormen. 

Slide 27 - Tekstslide

Beeldaspect: Compositie
Compositie houdt in dat je beeldaspecten op een bepaalde manier ordent. Het is de manier waarop je bijvoorbeeld kleur, licht en vorm in je werkstuk gebruikt. De compositie bepaalt je aandachtspunt en de kijkrichting.
  • symmetrische compositie
  • diagonale compositie
  • centrale compositie
  • horizontale compositie.

Slide 28 - Tekstslide

Symmetrische compositie 

Slide 29 - Tekstslide

 Diagonale compositie
Bij een diagonale compositie kan je een denkbeeldige diagonale lijn trekken langs de belangrijkste elementen van de compositie.

Slide 30 - Tekstslide

Diagonale compositie 

Slide 31 - Tekstslide

Centrale compositie 

Slide 32 - Tekstslide

Horizontale compositie
Bij een horizontale compositie kan je een denkbeeldige horizontale lijn (van links naar rechts) leggen langs de belangrijkste elementen van de compositie. 

Slide 33 - Tekstslide

Horizontale compositie 

Slide 34 - Tekstslide

Logo's

Slide 35 - Tekstslide

Een logo

We komen logo's overal tegen.....

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Maak je logo flexibel
  • Een logo wordt vaak in verschillende uitingen gebruikt
  • Visitekaartjes, de website, briefpapier, enveloppen, verpakkingen, relatiegeschenken  en  social media
  • Houd hier rekening mee bij de vorm, de kleur en het lettertype

Slide 38 - Tekstslide

Een logo:

  • is een combinatie van letters en beeld
  • is zo duidelijk mogelijk
  • zo eenvoudig mogelijk


Slide 39 - Tekstslide

Letters én afbeelding in een logo
  • Regelmatig worden de letters gecombineerd met een     afbeelding
  • Vaak kunnen deze 2 ook los van elkaar gebruikt worden

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide