Arbeidsmarkt loonstarheid evenwicht werkloosheid

• economie
• Voortgezet speciaal onderwijs

Twee beweringen over de conjunctuur

I. Bij onderbesteding is er meer inflatie

II. Bij overbesteding is er conjuncturele werkloosheid

Welke bewering(en) is/zijn goed?

1. Beide zijn goed
2. I is goed en II is fout
3. I is fout en II is goed
4. Beide zijn fout

Twee beweringen over het consumentenvertrouwen

I. Bij een negatieve waarde dalen de bestedingen

II. Oplopende werkloosheid kan het consumentenvertrouwen doen dalen

Welke bewering(en) is/zijn goed?

1. Beide zijn goed
2. I is goed en II is fout
3. I is fout en II is goed
4. Beide zijn fout

De bezettingsgraad van een land is

1. (bestedingen / productiecapaciteit) x 100%
2. (bestedingen / productie) x 100%
3. (productie / bestedingen) x 100%
4. (productie /capaciteit) x 100%

Twee beweringen over oorzaak en gevolg

I. Dalende consumptie kan leiden tot dalend nationaal inkomen

II. Als de bestedingen dalen, stijgt de werkloosheid

Welke bewering(en) is/zijn goed?

1. Beide zijn goed
2. I is goed en II is fout
3. I is fout en II is goed
4. Beide zijn fout

Maak een redenering hoe bij dalende besteding (1) loonstarheid leidt tot werkloosheid (6)   Zet in de juiste volgorde: 

1 bestedingen dalen                             4 minder productie

2 aanbod arbeid > vraag arbeid        5  lonen blijven gelijk                             

3 minder vraag naar arbeid                6 werkloosheid

Qa = 2L - 30

Qv = -2L + 90

Bereken het evenwichtsloon

Qa = 2L - 40

Qv = -2L + 100

Bereken hoeveel mensen er werken in de evenwichtssituatie

Qa = 2L - 40

Qv = -2L + 100

Bereken de werkloosheid bij een loon van 40

Qa = 2L - 40                                 qa en qv in arbeidsjaren

Qv = -2L + 100                              een arbeidsjaar is 1800 uur

                                                        gemiddeld werkt men 1200 uur

Bereken de werkgelegenheid in personen in het evenwicht

Denk je dat je de leerdoelen 9-19 voldoende beheerst? Licht je antwoord toe.