Inleiding op samenvatten

Inleiding op samenvatten
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Inleiding op samenvatten

Slide 1 - Tekstslide

Opbouw van een tekst
Een tekst is opgebouwd in drie verschillende onderdelen:
- Inleiding
- Kern
- Slot


Slide 2 - Tekstslide

De inleiding
  • aandacht trekken van het publiek;
  • het publiek motiveren om de tekst te lezen of te blijven luisteren;
  • informatie geven over wat komen gaat.

!! Meestal één alinea 
!! Titel hoort NIET bij de inleiding

Slide 3 - Tekstslide

De kern
  • Grootste gedeelte van de tekst
  • Meerdere alinea's
  • Deelonderwerpen

WWWWWH-vragen

Slide 4 - Tekstslide

Volgorde deelonderwerpen
Afhankelijk van de structuur:
  • vroeger - nu (tijd);
  • stelling - argumenten - weerleggen tegenargumenten (argumentatie);
  • oorzaak - gevolg.

Slide 5 - Tekstslide

Het slot
  • De tekst wordt samengevat
  • Het belangrijkste wordt herhaald


In het slot komt géén nieuwe informatie!

Slide 6 - Tekstslide

Interpunctie (= leestekens)
. ? ! , : ; "
We gebruiken interpunctie om een tekst leesbaar te maken.
 
hallo hoe gaat het met jou goed en met jou met mij gaat het ook goed op welke dag zullen we afspreken of hebben we al een afspraak 

Slide 7 - Tekstslide

Punt (.)
Een punt gebruik je aan het eind van een zin.
Mijn naam is Ellen.
Gisteren heb ik pizza gegeten.
Morgen moet ik weer werken.
En bij afkortingen.
M.v.g.


Slide 8 - Tekstslide

Vraagteken (?)
Een vraagteken gebruik je aan het eind van een vraagzin.

Hoe gaat het met jou?
Ga jij morgen naar de les?
Waarom drink jij geen koffie?

Slide 9 - Tekstslide

Uitroepteken (!)
Een uitroepteken gebruik je na een uitroep of bevel:

Houd op!
Doe die deur dicht!
Schop de bal!

Slide 10 - Tekstslide

Komma (,)
De komma geeft een leespauze aan.

 De komma gebruik je voor een voegwoord (maar, want, voordat) LET OP: niet voor 'en'! 
Ik weet het niet zeker, maar ik denk het wel.

De komma gebruik je tussen twee persoonsvormen.
Nu ik er langer over nadenk, vind ik het geen gek idee.








Slide 11 - Tekstslide

Komma (,)

Na een aanhef of slotgroet
Geachte, 
Groetjes,

Tussen bijvoeglijk naamwoorden
Oma had een mooie, oude, bruine kledingkast.

Betekenis veranderen van een zin
Pas op Klaas! - Pas op, Klaas!






Slide 12 - Tekstslide

Dubbele punt (:)
De dubbele punt wordt gebruikt voor een opsomming, citaat of toelichting.

- De dag begint altijd met een heel ritueel: opstaan, douchen, aankleden, ontbijten en naar school.
- De student vroeg: 'Mevrouw, mag ik even naar het toilet?'
- Ik ga niet: ik heb wat beters te doen.

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoorden vervoegen tt
Ik vorm + t

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoorden vervoegen vt
Ex Fokschaap

Slide 15 - Tekstslide