Vanaf het jaar 1000 kwam er steeds meer landbouwgrond bij in De Nederlanden.
Dit gebeurde door bijvoorbeeld bossen te kappen of moerassen droog te leggen
Slide 10 - Tekstslide
Landbouw
Naast dat er meer grond kwam, werden er ook nieuwe uitvindingen gedaan zoals een ijzeren ploeg en het gebruik van paarden bij het ploegen.
Slide 11 - Tekstslide
Nijverheid (ambacht)
Er kwam zoveel eten dat niet iedereen meer als boer hoefde te werken. Deze mensen gingen werken in de nijverheid.
bijvoorbeeld: Timmerman, schoenmaker, bakker, tonnenmaker, handelaar, enzovoort... dit worden ook wel ambachten genoemd
Slide 12 - Tekstslide
Gilden
Als je een ambacht wilde doen moest je lid worden van een gilde. In de gilde werd er samengewerkt met iedereen met dat ambacht in de stad.
Alle bakkers werkten bijvoorbeeld samen in het bakkersgilde.
Slide 13 - Tekstslide
handel
als boeren iets over hadden brachten ze dit naar markten om te verkopen.
Deze markten waren vaak in steden. Hierdoor groeiden de steden.
Ook de mensen met ambachten gingen vlak bij de markt wonen, zodat ze hun spullen gelijk konden verkopen.
Slide 14 - Tekstslide
handel
Als handelaar koop je producten van anderen en verkoop je die weer aan anderen. Daarmee maak je winst. Je verkoopprijs is namelijk hoger dan je inkoopprijs
Slide 15 - Tekstslide
Groei van de steden
Door de nieuwe en rijke inwoners werden de steden steeds belangrijker.
Steden wilden meer privileges
Slide 16 - Tekstslide
Stadsrechten
Stadsrechten werden gekocht van de heer
Stad met stadsrechten mocht:
Zelf de stad besturen
Eigen wetten maken
Stadsmuur bouwen
Eigen leger hebben
Rechtspraak zelf doen
Eigen munten slaan
En in ruil daarvoor betaalden de burgers belasting aan de heer.
Stadsrechten Coevorden
Slide 17 - Tekstslide
Minder macht voor de Adel
Doordat steden steeds meer zelf mochten beslissen kreeg de lage Adel steeds minder macht.
De hoge adel gaf de rechten aan de steden en daar verdienden ze erg veel geld mee
Slide 18 - Tekstslide
"Stadslucht maakt vrij"
Als mensen vanuit het platteland naar de stad waren gevlucht waren ze na een jaar en een dag een vrije burger.
Alle vrije burgers samen noem je de burgerij.
Slide 19 - Tekstslide
Schepenen en Burgemeesters
De schepenen of burgemeesters waren de bestuurders van de stad. Zij werden gekozen uit de rijke burgers.
De Schepenen/burgemeesters bepaalde welke wetten werden aangenomen in de stad.
De Heer van het gebied had vaak een vertegenwoordiger: de schout of baljuw. Hij was eigenlijk de chef van de politie.
Slide 20 - Tekstslide
De kerk
De kerk in de middeleeuwen bepaalde het volledige leven van de mensen
elke zondag werd er door een priester verteld hoe de mensen zo snel mogelijk in de hemel terecht kwamen
Slide 21 - Tekstslide
De kerk
Als je dood ging waren er drie mogelijkheden
1. De hemel. Als je erg goed geleefd had op aarde ging je meteen naar de hemel
2. De hel. Als je een grote zonde had begaan, zoals iemand vermoorden, ging je naar de hel. Daar kom je niet meer vandaan
3. Het vagevuur. Hoe meer kleinere zondes je in je leven hebt begaan hoe langer je in het vagevuur zit
Slide 22 - Tekstslide
De kerk
De tijd in het vagevuur kon je bij de kerk afkopen.
Je kreeg dan een brief, dat noem je een aflaat. Daarmee kon je kleinere zondes afkopen en sneller in de hemel terecht komen.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.