Les 1 Zorgvragers met aandoeningen aan het hart

Het circulatiestelsel
H6 Het circulatiestelsel
Anatomie en fysiologie voor het mbo
- 6.1 t/m 6.3 Pagina 178 t/m201
Pathologie voor het mbo
H6 Het hart-en vaatstelsel  
Niveau 4 onder de knie
Pag 382, Uit welke onderdelen bestaat het hart 782 t/m790
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerpleegkundeBeroepsopleiding

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Het circulatiestelsel
H6 Het circulatiestelsel
Anatomie en fysiologie voor het mbo
- 6.1 t/m 6.3 Pagina 178 t/m201
Pathologie voor het mbo
H6 Het hart-en vaatstelsel  
Niveau 4 onder de knie
Pag 382, Uit welke onderdelen bestaat het hart 782 t/m790

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekenopdracht
Teken een hart.
Zet daarin de atria/atriums, de ventrikels, de uitgaande en in komende arteriën en venen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Vanaf pagina 180 Anatomie fysiologie
H6.1.3 t/m 6.1.6

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onder-kant van het hart
Boven-kant van het hart
Boezem
Wat hoort bij het ventrikel?
Kamer
Wat hoort bij het aterium?

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het hart 
Het hart is opgebouwd uit vier lagen, van binnen naar buiten: 
  • Endocard
  • Myocard (spierweefsel) 
  • Epicard
  • Pericard (hartzakje) 

En het bestaat uit 4 holle ruimtes.... 
Pagina 179 Anatomie fysiologie H6.1, en 6.2

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Functie hart
  • Rechter atrium:
    Zuigt het zuurstofarme bloed het hart in.
    Eindpunt grote circulatie.
  • Rechter ventrikel:
    Pompt het zuurstofarme bloed de longen in.
    Begin kleine circulatie.
  • Linker atrium:
    Zuigt het zuurstofrijke bloed uit de longen weer het hart in.
    Eindpunt kleine circulatie.
  • Linkerkamer
    Pompt het zuurstofrijke bloed via de aorta naar de weefsels. Begin grote circulatie.  

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zuurstofrijk
Zuurstofarm
Venen
Arteriën
Longslagader
Longader
Naar de nieren
Naar de longen

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er tijdens de hartslag in 3 fases? Sleep de juiste omschrijving naar de juiste hartfase.
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Boezems trekken samen
Hartpauze
Kamers trekken samen

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens welke fase pompt het hart bloed in de arteriën?

A
Tijdens de systole
B
Tijdens de diastole
C
Zowel tijdens de systole als diastole
D
Dat is verschillend per harthelft

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartkleppen
Er zijn in totaal 4 kleppen, onderverdeeld in 2 soorten:
De atrioventriculaire klep:
  • Mitralisklep
  • Tricuspidalisklep
De arteriële klep:
  • Aortaklep
  • Pulmonaalklep 

Pagina 184 Anatomie fysiologie H6.1.7 t/m 6.1.9

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartkleppen
Op een echo wordt de aortaklep ook weleens gezien als het Mercedes logo 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartkleppen
De atrioventriculaire kleppen  hebben een vorm die enigszins doet denken aan een parachute

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mitralisklep
Tricuspidalisklep
halvemaanvormige kleppen
naar longslagader
halvemaanvormigekleppen
naar de aorta

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waarom wordt de bloedsomloop van de mens een dubbele bloedsomloop genoemd?
A
Omdat alle rode bloedcellen per omloop twee keer door het hart gaan
B
Omdat de bloedsomloop bestaat uit aders en slagaders
C
Omdat het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt
D
Omdat het hart zuurstofarm en zuurstofrijk bloed vervoert

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke prikkelgeleidingsystemen van het hart ken je en hoe werken ze?

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Prikkelgeleiding in het hart
  • Het prikkelgeleidingssysteem bestaat uit cellen in de hartspier die het vermogen hebben een elektrische prikkel snel te geleiden.
  • Deze cellen - in de volgende tekening groen gekleurd - vormen een netwerkje.
  • Weliswaar kan ook het omringende (vleeskleurige) spierweefsel een elektrische prikkel doorgeven, maar dat gaat minder snel.
  • Daardoor wordt de prikkel in de meeste gevallen via de groene banen geleid.
    Pagina 187 Anatomie fysiologie H6.1.10 en 6.1.11 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


A. Sinusknoop (bliksemflitsje)
B. AV-knoop
C. Bundel van His
D. Bundeltakken
E. Purkinje-vezels




Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prikkelgeleiding in het hart
  • In hart enkele plaatsen met veel zenuwweefsel --> zorgen voor hartactie. 
  • Belangrijkste: AV-knoop en sinusknoop. 
  • Sinusknoop levert impuls voor actie, bij gestoorde functie kan AV-knoop dit overnemen. 
  • Niet de natuurlijke weg --> veel kansen op ritme stoornissen 
  • Behandeling: pacemaker (regelt kunstmatige impuls) 
  • Bundel van His: natuurlijke elektrische verbinding tussen de boezems en de kamers 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

In welke ruimte ligt de sinusknoop?
A
In het linker atrium
B
In de linker ventrikel
C
In het rechter atrium
D
In de rechter ventrikel

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De snelheid waarmee de sinusknoop impulsen afgeeft hangt samen met de lichaamsactiviteit
A
Goed
B
Fout

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De juiste volgorde van impulsgeleiding in het hart is...
A
Sinusknoop--> bundel van His --> AV-knoop
B
Bundel van His --> Sinusknoop --> AV-knoop
C
AV-knoop--> Sinusknoop--> bundel van His
D
Sinusknoop--> AV-knoop --> bundel van His

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk gedeelte van het hart is de wand het dikst?
A
Linker aterium
B
Linker ventrikel
C
Rechter aterium
D
Rechter ventrikel

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hypertrofie van het hart?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Neonatale bloedsomloop

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4

Slide 34 - Video

Vanaf 1.40
Waar vindt de gasuitwisseling plaats bij een foetus?

Slide 35 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

02:15
Is het normaal dat een ader zuurstofrijk bloed vervoert?
A
JA
B
NEE

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

02:41
Hoe heet het eerste verschil bij de neonatale bloedsomloop in vergelijking met de volwassen bloedsomloop?
A
Ductus Botalli
B
Foramen ovale
C
ASD
D
VSD

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

03:41
Hoe heet het tweede verschil tussen de neonatale bloedsomloop in vergelijking met de volwassenbloedsomloop
A
Ductus Botalli
B
Foramen ovale
C
ASD
D
VSD

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

04:29
Zijn de navelstrengslagaders zuurstof rijk of arm?
A
Rijk
B
Arm

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

NB Ductus arteriosus wordt ook wel ductus Botali genoemd

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vier verschillen zijn er tussen de neonatale bloedsomloop en die van een volwassene?

Slide 41 - Open vraag

Sluiten Foramen ovale
Sluiten Ductus arteriosus (of Botali)
Sluiten Ductus venosus 
Daling longweerstand
De overgang van de foetale circulatie naar de circulatie van de pasgeborene wordt gekenmerkt door de volgende processen:

1. De sluiting van de ductus venosus.
Enkele minuten na de geboorte wordt de 
ductus venosus dichtgeknepen door het 
stoppen van de bloedstroom door de 
navelvene. Bij het merendeel van de 
zuigelingen is deze ductus na 14 dagen 
verschrompeld. Bij prematuren gebeurt dit iets later.




Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. 
De sluiting van het foramen ovale. De weerstand in de grote circulatie wordt hoger terwijl de pulmonale veneuze stroom naar het hart toeneemt. De druk in het linker atrium neemt toe onder invloed van deze veranderingen in de vaatweerstand. De klep van het foramen ovale sluit de opening functioneel af waardoor twee gescheiden atria ontstaan. Het foramen ovale kan bij de kleine zuigeling nog open zijn. Dit heeft geen invloed op de circulatie, tenzij een andere structurele hartafwijking aanwezig is die verhoogde atriumdruk veroorzaakt. Het foramen ovale sluit zich spontaan in de eerste 18 levensmaanden.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. 
De sluiting van de ductus arteriosus (Botalli). Bij de gezonde neonaat treedt de functionele sluiting van de ductus arteriosus 10 - 15 uur na de bevalling op. De belangrijkste factor voor het sluiten is de hogere zuurstofdruk van het passerende bloed waardoor spierweefsel samentrekt en de ductus arteriosus zich (functioneel) sluit. De definitieve sluiting van de ductus arteriosus treedt 
later op. Bij een aantal aangeboren hartafwijkingen, bijvoorbeeld bij een complete transpositie van de grote vaten, is het juist van belang dat de ductus en ook het foramen ovale openblijven om het lichaam van voldoende zuurstofrijk bloed te kunnen voorzien.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Afname van de weerstand in de longcirculatie. In de normale neonatale circulatie neemt de bloedstroom in het longvaatbed acht tot tien keer toe, doordat de weerstand in de pulmonale vaten daalt, en daarmee ook de druk in de arteriae (aa.) pulmonales en de rechter ventrikel. In de eerste twee tot zeven dagen neemt de hoge foetale druk in de longcirculatie af tot een normale neonatale waarde. De afname van de druk in de longcirculatie naar de ‘normale’ waarde neemt overigens in totaal een aantal weken in beslag.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zijn de ductus Botalli en het foramen ovale nodig?

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ernstige beperking in activiteit door symptomen die al in rust ontstaan. Bij zeer geringe inspanning nemen de klachten in ernst toe
 Belangrijke beperking in de dagelijkse activiteit door symptomen die zich al voordoen bij beperkte inspanning, zoals vermoeidheid en kortademigheid bij lopen van 20-100 meter. Alleen rust geeft comfort en in rust geen klachten.
Milde symptomen en enige beperking bij normale lichamelijke inspanning. Geringe kortademigheid, vermoeidheid of pijn op de borst bij inspanning.​
Klasse I
Klasse II
Klasse III
Klasse IV
Geen symptomen of beperking bij normale lichamelijke inspanning. Dus geen vermoeidheid, kortademigheid of pijn op de borst bij inspanning.​

Slide 48 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
- Tijdens de komende  drie weken maak je thuis de opdracht hartaandoeningen. De opdracht zet ik in Teams en lever je daar ook in. ​

Bestudeer voor jezelf:H6 Het circulatiestelsel
Anatomie en fysiologie voor het mbo
- 6.4 Bloed en vaten, vanaf pagina 201 t/m 224
H6 Het hart-en vaatstelsel Pathologie voor het mbo
- 6.1 en 6.2 Pagina 241 t/m 246



Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies