In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
2.2 Beschikbaarheid van water
Slide 1 - Tekstslide
Deze les:
Uitleg 2.2 Beschikbaarheid van water
Nakijken examentraining van 2.1
Werken
Slide 2 - Tekstslide
Neerslagverdeling
Waar valt de neerslag?
Wanneer valt de neerslag?
Hoeveel neerslag valt er?
Klimaat
Slide 3 - Tekstslide
Neerslagintensiteit
Hoe hard en hoe lang regent het?
Piekafvoer = Tijdelijke, extra grote waterafvoer in beken, rivieren en/of riolen.
Gevolg: overstromingen, bodemerosie en modderstromen.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Nuttige neerslag = Het verschil tussen de hoeveelheid neerslag en de verdamping in een gebied (dus de neerslag minus de verdamping).
Waterbalans
Slide 6 - Tekstslide
Tweedeling in de landbouw
Landbouw zonder irrigatie
Landbouw met irrigatie
Nadeel irrigatie
Verzilting = De toename van het zoutgehalte in de bodem.
Voorkomen:
Drainage
Druppelirrigatie
Slide 7 - Tekstslide
Olijven, druiven, citrusvruchten, suikerbieten en rijst.
Extensieve veeteelt = Veeteelt met weinig dieren en veel grond.
Kurkeik
Slide 8 - Tekstslide
Toerisme: verdroging
Grote watervraag:
water uit stuwmeren
grondwater
Gevolg: verdroging
Slide 9 - Tekstslide
Mare Plastico
De vlakke kuststrook rondom Almeria wordt Mare Plastico genoemd omdat er veel groenten en tomaten worden gekweekt in grote plastic kassen.
Slide 10 - Tekstslide
Er worden twee uitspraken gedaan over het klimaat in Nederland en Spanje. Uitspraak 1: in Nederland komen meer depressies voor dan in Spanje. Uitspraak 2: in het grootste deel van Spanje valt in de zomer minder neerslag dan in de winter. Wat is juist?
A
Alleen uitspraak 1 is juist.
B
Alleen uitspraak 2 is juist.
C
Beide uitspraken zijn juist.
D
Beide uitspraken zijn onjuist.
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Nu doen:
Maak van 2.2 minimaal: 1a, 2a, 4, 5c, 5d, 6a, 6c en check de deelvragen (blz. 32 en 33).