Je leert:
- werken met drie coördinaten
van de vorm: (afstand, koershoek, hoogte)
voorbeeld: (5 km, 290°, 2 km)
- met drie coördinaten de plaats van een punt in de ruimte
aangeven van de vorm (naar voren, naar rechts, naar boven)
voorbeeld: P(5, 0, 1)