Herhalingsweek

Herhalingsweek 
- Ik kan de werkwoorden haben en sein in de t.t. én v.t.
- Ik kan het werkwoord werden in de t.t.
- Ik kan de woordenschat en Sprachmittel gebruiken om iets over het weer te kunnen vertellen.

! Ik weet waar ik dit alles kan vinden!

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhalingsweek 
- Ik kan de werkwoorden haben en sein in de t.t. én v.t.
- Ik kan het werkwoord werden in de t.t.
- Ik kan de woordenschat en Sprachmittel gebruiken om iets over het weer te kunnen vertellen.

! Ik weet waar ik dit alles kan vinden!

Slide 1 - Tekstslide

Wortschatz
NL-D
D-NL

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord past het beste:
__________ ist blau.
A
der Himmel
B
das Gewitter
C
der Wald

Slide 3 - Quizvraag

Im winter _________
A
scheint die Sonne
B
zelten wir
C
können wir grillen
D
schneit es

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal:
het onweer

Slide 5 - Open vraag

langweilig
grillen
der Strand
der Wald 
die Sonne

Slide 6 - Sleepvraag

Welk woord past niet?
zelten – die Sonne scheint – im Dezember – die Natur
A
zelten
B
die Sonne scheint
C
im Dezember
D
die Natur

Slide 7 - Quizvraag

Sprachmittel

Slide 8 - Tekstslide

Welk antwoord past het beste?
Wie ist die Gegend dort?
A
Morgen wird es bewölkt.
B
In Österreich gibt es Flüssen und Seen.
C
Es wird wärmer als vorige Woche

Slide 9 - Quizvraag

Antwoord op de vraag:
Wie wird das Wetter?

Slide 10 - Open vraag

Welk antwoord past het beste?
Es ist Herbst, ich finde Kälte schrecklich.
A
Ich auch, nächste Woche wird es noch kälter.
B
Ich auch, glücklich wird es nächste Woche wärmer
C
Ich nicht, ich liebe den Herbst!

Slide 11 - Quizvraag

Hoe moet je de zinnen kennen?

- Letterlijk vertalen (R): Wat voor weer wordt het?

- Toepassen (T2): gesprekje over het weer en omgeving.
vb.: Wieviel Grad werden es morgen bei euch?
jij: Vertel hoeveel graden het wordt

Slide 12 - Tekstslide

Grammatik

Slide 13 - Tekstslide

werden:
ik word

Slide 14 - Open vraag

haben (v.t.)
ihr .....

A
hattet
B
habt
C
hatten

Slide 15 - Quizvraag

sein (t.t.)
jij bent

Slide 16 - Open vraag

haben (t.t.)
hij heeft

Slide 17 - Open vraag

werden
u wordt
A
sie werden
B
Sie werden
C
Sie werdet

Slide 18 - Quizvraag

sein (v.t.)
ik was

Slide 19 - Open vraag

werden
jij wordt
A
du wirst
B
du wird
C
du werdest

Slide 20 - Quizvraag

sein (t.t.)
Wie ______ du?

Slide 21 - Open vraag

haben (v.t.)
Er ______ abends keine Jacke dabei

Slide 22 - Open vraag

werden
Wie ______ das Wetter am Mittwoch?

Slide 23 - Open vraag

Oké, en nu: toetsweek!
Vragen?
Wiederholung 1
Oefentoets op Neue Kontakte online
Bijles vandaag het 10e uur (15.25-16.10)


Veel succes!! :) 

Slide 24 - Tekstslide