Grammatica - lijdend voorwerp

lesprogramma

10 minuten lezen
verschil tussen zinsdelen en woordsoorten 
uitleg lijdend voorwerp
zelfstandig aan de slag me weekplanner
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

lesprogramma

10 minuten lezen
verschil tussen zinsdelen en woordsoorten 
uitleg lijdend voorwerp
zelfstandig aan de slag me weekplanner

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen zinsdelen en woordsoorten?
Zinsdelen
Woordsoorten
______
______
______
______
Functies van zinsdelen
Woorden aan bepaalde groepen toekennen
Elk los woord benoemen
Losse én groepjes woorden benoemen

Slide 3 - Sleepvraag

Woordsoorten
Zinsdelen
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
persoonlijk voornaamwoord
werkwoord 
onderwerp
persoonsvorm
lijdend voorwerp
werkwoordelijk gezegde
lidwoord

Slide 4 - Sleepvraag

woordsoorten

lidwoord (bepaald en onbepaald)
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoorden (hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord)
voornaamwoord (bezittelijk en persoonlijk)
zinsdelen

persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp

(Houd altijd deze volgorde aan als je een zin gaat ontleden!)

Slide 5 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp is een nieuw zinsdeel. 

Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' of 'ondergaat een onderwerp' iets. 

Het is belangrijk dat je weet dat niet iedere zin een lijdend voorwerp heeft.
Lijdend voorwerp (lv)

Slide 6 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend voorwerp? 
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 
Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 7 - Tekstslide

Formuleer de vraag om het lv te vinden op basis van onderstaande zin:

Mijn moeder heeft een cadeau gekregen.

Slide 8 - Open vraag

Formuleer de vraag om het lv te vinden op basis van onderstaande zin:

Tijdens de vakantie heb ik hem veel gezien.

Slide 9 - Open vraag

Formuleer de vraag om het lv te vinden op basis van onderstaande zin:

Op Het Stormink krijg je veel verschillende vakken.

Slide 10 - Open vraag

Formuleer de vraag om het lv te vinden op basis van onderstaande zin:

Die auto is van mijn vader.

Slide 11 - Open vraag

Noteer het lv uit de volgende zin:

Oma heeft een gebakje gegeten.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Zij heeft dat al gedaan.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het lv in onderstaande zin?

De jongen kijkt naar de kat in het raam.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het lv in onderstaande zin?

De olifant weegt 1100 kg.

Slide 15 - Open vraag

Aan de slag!
hfdst. 4 Grammatica – zinsdelen – lijdend voorwerp


samenvatting maken van de leerstof voor het PW (zie voor alle onderwerpen onderaan deze planner)


Slide 16 - Tekstslide