Herhalingsles + uitleg wwg en lv - 09-11-2021

Lesprogramma

1. 10 minuten lezen
2. herhalen lesstof + uitleg 
3. Zelf aan de slag! (indien tijd over, anders do en vr werktijd)

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesprogramma

1. 10 minuten lezen
2. herhalen lesstof + uitleg 
3. Zelf aan de slag! (indien tijd over, anders do en vr werktijd)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les weet je:

- Hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen (herhaling).
- Hoe je de persoonsvorm in een zin moet vinden (herhaling.)
- Hoe je het onderwerp in een zin vindt. (herhaling/uitleg)
- Hoe je het werkwoordelijk gezegde in een zin vindt. (uitleg)

Slide 3 - Tekstslide

herhalen + uitleg
1. zin in zinsdelen verdelen
2. de persoonsvorm
-----------------------------------------
3. onderwerp
4. werkwoordelijk gezegde
5. lijdend voorwerp

Slide 4 - Tekstslide

Welk zinsdeel moet je als eerste zoeken als je een zin in zinsdelen gaat verdelen?

Slide 5 - Open vraag

Verdeel onderstaande zin in zindelen:

De blije kat wilde zijn baas een kopje geven.

Slide 6 - Open vraag

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen:

Tijdens de mooie vakantie met zijn ouders is Piet gaan wandelen.

Slide 7 - Open vraag

Wat is/zijn de beste manier(en) om de persoonsvorm in een zin te vinden?
A
Verander de zin van tijd.
B
Verander de zin van getal.
C
Maak een vraagzin.
D
Stel de vraag 'wie'?

Slide 8 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp 1?

Stel de vraag: Wie (Wat) + persoonsvorm?


Veel leerlingen hadden dit fout bij de toets.

Hoe vind je het onderwerp.

Wie of wat + persoonsvorm.

Slide 9 - Tekstslide

Formuleer de vraag om het onderwerp te vinden op basis van onderstaande zin.

De man fietste naar huis.

Slide 10 - Open vraag

Formuleer de vraag om het onderwerp te vinden op basis van onderstaande zin.

Tijdens de les geschiedenis heeft de aardige docent van team 2 uitleg gegeven.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Als onderwerp kozen ze pooldieren.
A
Onderwerp
B
Pooldieren
C
Kozen
D
Ze

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Ik leer het onderwerp te vinden.


A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Caro legt het onderwerp uit.
A
Caro
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 14 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde (WWG) bestaat uit alle werkwoorden in een zin. 
Een persoonsvorm behoort dus ook altijd tot het werkwoordelijk gezegde.

Bij het werkwoordelijk gezegde doet iemand iets.


Slide 15 - Tekstslide

Let op!
Het woordje 'te' en 'zich' hoort ook bij het wwg.

Bijv.
Hij probeert iets te bedenken. (wwg = probeert te bedenken)
Zij verveelt zich. (wwg = verveelt zich)

Let ook op scheidbare werkwoorden.
Bijv.
Mijn oma belde mij dit weekend op. (wwg = belde op)

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het WWG ?

'Zal ik de kamer stofzuigen ?'
A
zal
B
ik
C
de kamer
D
zal stofzuigen

Slide 17 - Quizvraag

Ik had haar de juiste informatie
kunnen verstrekken.
(wwg=?)
A
had
B
kunnnen verstrekken
C
had kunnen verstrekken

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in een zin
B
Alle leestekens in een zin
C
Alle personen in een zin
D
Leestekens

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het wwg?

Ik ben naar school gelopen.


A
ben
B
ben gelopen
C
naar school
D
gelopen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het wwg ?

Ik wil dat zeker ook eens gaan doen!
A
wil
B
wil gaan
C
gaan doen
D
wil gaan doen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het wwg?

Jullie weten het wwg te vinden.
A
Jullie
B
weten
C
weten vinden
D
weten te vinden

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het wwg?

Wij hebben zin in de vakantie!
A
hebben zin
B
hebben zin in
C
hebben
D
hebben in

Slide 23 - Quizvraag

lesdoelen evalueren

Slide 24 - Tekstslide

Lesdoel 1
Ik weet hoe ik een zin in zinsdelen moet verdelen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Lesdoel 2
Ik weet hoe ik de persoonsvorm in een zin moet vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Lesdoel 3
Ik weet hoe ik het onderwerp in een zin moet vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Lesdoel 4
Ik weet hoe ik het werkwoordelijk gezegde in een zin moet vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Ik heb een goede werkhouding gehad tijdens deze les.
010

Slide 29 - Poll

Aan de slag!
1HV
Maken: 
hfdst. 2 Grammatica – zinsdelen – onderwerp
+
hfdst. 3 Grammatica – zinsdelen – werkwoordelijk gezegde

1A
hfdst. 2 Grammatica – zinsdelen – werkwoordelijk gezegde
+
hfdst. 3 Grammatica – zinsdelen – lijdend voorwerp


Slide 30 - Tekstslide