V6 _ theorie examen _ les 2

Welkom! Deze les:
* Binnenkomst/aanwezigheid (5 min.)
* Snel bestuderen van het volledige mapje (20 min.):
- Examentraining Nederlands
- Focus op paragraaf 3.2 (functies)
* Quiz maken over de stof (25 min.)
> Ga voor de winst!


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Welkom! Deze les:
* Binnenkomst/aanwezigheid (5 min.)
* Snel bestuderen van het volledige mapje (20 min.):
- Examentraining Nederlands
- Focus op paragraaf 3.2 (functies)
* Quiz maken over de stof (25 min.)
> Ga voor de winst!


Slide 1 - Tekstslide

stelling - argumenten - tegenargumenten - weerlegging - samenvatting - conclusie

Deze reeks alinea's noemen we een...:
A
Functiewoordenreeks
B
Kernwoordenreeks
C
Argumentatiestructuur
D
Functiewoordenstructuur

Slide 2 - Quizvraag

Een omstandigheid die ertoe leidt dat er iets gebeurt, noem je de...
A
argumentatie
B
anekdote
C
aanbeveling
D
aanleiding

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een anekdote?
A
Een kort, kenmerkend verhaal als voorbeeld of ter introductie
B
Een anekdote is altijd een grappig en waargebeurd verhaaltje aan het begin van de tekst.
C
Anekdote is een ander woord voor inleiding
D
In de anekdote stelt de schrijver zichzelf voor aan het lezerspubliek

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor 'bezwaar'?
A
Conclusie
B
Gevolgtrekking
C
Bevinding
D
Tegenargument

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'controversieel'?
A
Voor iedereen (algemeen) geldend
B
Verschil van mening uitlokkend
C
Vaststellend
D
Hypothetisch

Slide 6 - Quizvraag

De hypothese vind je meestal(!) aan/in het ... van een tekst.
A
begin
B
midden
C
einde

Slide 7 - Quizvraag

Het minder zwart-wit voorstellen van een zaak noem je...
A
ontkennen
B
een paradox
C
nuanceren
D
motiveren

Slide 8 - Quizvraag

Een ander woord voor objectief is...
A
zakelijk
B
persoonlijk
C
object
D
voorwerp

Slide 9 - Quizvraag

Een schijnbare tegenstelling noem je ook wel een...
A
nuancering
B
ontkrachting
C
ketenargumentatie
D
paradox

Slide 10 - Quizvraag

Wat is géén synoniem voor het woord 'standpunt'?
A
opvatting
B
verklaring
C
visie
D
mening

Slide 11 - Quizvraag

Een tegenargument is hetzelfde als een weerlegging.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Wat voor toonzetting past het beste bij de volgende zin?
'Wat een súperleuke les, mevrouw',
zei de verveelde leerling.
A
objectief
B
afstandelijk
C
kritisch
D
sarcastisch

Slide 13 - Quizvraag

Het woord 'uitweiding' is een synoniem van het woord 'uitwerking'.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

'Er zijn vast geen kinderen in de speeltuin, want het regent.'
In bovenstaande zin is sprake van een...
A
Verzwegen argument
B
Hypothese
C
Verklaring
D
Weerlegging

Slide 15 - Quizvraag

Bij welk verband hoort het verbindingswoord 'ten einde'?
A
reden-verklaring
B
oorzaak-gevolg
C
samenvatting
D
doel-middel

Slide 16 - Quizvraag

Welk verbindingswoord past het best bij een reden/verklaring-verband?
A
omdat
B
kortom
C
evenals
D
doordat

Slide 17 - Quizvraag

Bij welk verband past het verbindingswoord 'tenzij' het beste?
A
vergelijking
B
tegenstelling
C
voorwaarde/geval
D
voorbeeld/bewijs

Slide 18 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde:
tegenargumenten
weerlegging
conclusie
argumenten
stelling

Slide 19 - Sleepvraag