1. De persoonsvorm is altijd een (vorm van een)
werkwoord (ww)2. Als je van een vertelzin een vraagzin maakt, dan komt de persoonsvorm vooraan.
Voorbeeld: Evy hing haar schooltas over haar schouder.
Vraagzin: Hing Evy haar schooltas over haar schouder?
Persoonsvorm (pv) = hing (een ww vooraan in de vraagzin)