In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Doel van de les:
Ik kan het volgende vinden in een zin:
1. de persoonsvorm (pv),
2. het onderwerp (o),
3. het gezegde (gez) en
4. het lijdend voorwerp
Taal, les 2
Slide 1 - Tekstslide
1. De persoonsvorm (pv)
1. De persoonsvorm is altijd een (vorm van een) werkwoord (ww)
2. Als je van een vertelzin een vraagzin maakt, dan komt de persoonsvorm vooraan.
Voorbeeld: Evy hing haar schooltas over haar schouder.
Vraagzin: Hing Evy haar schooltas over haar schouder?
Persoonsvorm (pv) = hing (een ww vooraan in de vraagzin)
Slide 2 - Tekstslide
Nu jij... Wat is de pv in deze zin?
Tamara haalt de lichtjes uit de boom.
A
Tamara
B
haalt
C
de lichtjes
D
uit de boom
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de pv in deze zin?
Quinten speelt een spel op zijn PS4.
A
Quinten
B
een spel
C
speelt
D
op zijn PS4
Slide 4 - Quizvraag
2. Het onderwerp (o)
Wie of wat + pv?
Onderwerp:
1. Jan Erik (wie heeft ruzie?)
2. Ze (wie geloven hem niet?)
3. een raket (wie staat in de tuin?)
Stel deze vraag en je weet het onderwerp => Wie of wat + pv?
Slide 5 - Tekstslide
Zoek het onderwerp in de volgende zin: Fenna speelt voetbal bij RKDEO.
Stel de vraag.... Wie of wat + pv?
A
Fenna
B
speelt
C
voetbal
D
bij RKDEO
Slide 6 - Quizvraag
Zoek het onderwerp:
Vandaag is de les leuk. (Stel de vraag: wie of wat + persoonsvorm)
A
Vandaag
B
is
C
de les
D
leuk
Slide 7 - Quizvraag
3. Het gezegde (gez)
Het gezegde bestaat dus uit de persoonsvorm en andere werkwoorden in de zin.
Voorbeeld: Ik heb oliebollen gegeten.
Pv= heb rest van het gezegde= gegeten
Het hele gezegde is dus: heb gegeten.
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het gezegde?
Kyra heeft cadeautjes gekregen.
A
Kyra
B
heeft
C
cadeautjes
D
heeft gekregen
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het gezegde in deze zin:
Evy gaat haar spullen pakken.
A
Evy
B
gaat pakken
C
haar spullen
D
gaat
Slide 10 - Quizvraag
4. Het lijdend voorwerp (lv)
In deze video (op Youtube) wordt uitleg gegeven over
het lijdend voorwerp (lv) in de zin.
Lijdend voorwerp: Wat (of wie) + gezegde + onderwerp
Slide 11 - Tekstslide
Wat is het lijdend voorwerp (lv) in deze zin: De jongen pakt de bal uit de sloot.
Tip: Wat/wie + gezegde + onderwerp? Wat pakt de jongen?
A
de jongen
B
pakt
C
de bal
D
uit de sloot
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het lv? De hond pakt het bot uit zijn mand.
Wat/wie + gezegde + onderwerp? Wat/wie pakt de hond?
A
de hond
B
pakt
C
uit zijn mand
D
het bot
Slide 13 - Quizvraag
Je kunt nu de volgende zinsdelen vinden in de zin:
1. de persoonsvorm 2. het onderwerp 3. het gezegde 4. het lijdend voorwerp
Maak nu op Snappet van les 2: Opdracht 1 en 2.
En maak ook nog 10 opdrachten in het plusje en
10 opdrachten uit een werkpakket (van taal).
Lees tot slot de volgende pagina:
Slide 14 - Tekstslide
Werken in het plusje...
Het kan voorkomen dat ze in het plusje vragen naar het meewerkend voorwerp. Dit heb je nog niet geleerd, maar ook hier kun je filmpjes over vinden op het internet. Hieronder is er één geselecteerd. Deze kun je later dus bekijken als je vragen krijgt over het meewerkend voorwerp:
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.