3H

Hey bestiees!
  • Grammar: Present perfect&Quizzzz
  • Blooket time(words unit 6)
  • Leerling van de week




1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hey bestiees!
  • Grammar: Present perfect&Quizzzz
  • Blooket time(words unit 6)
  • Leerling van de week




Slide 1 - Tekstslide

Present perfect
Doelen: 
  • Hoe maak ik een present perfect?

  • Wanneer gebruik ik de present perfect.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is present perfect?
De Present Perfect Tense wordt gebruikt om acties of gebeurtenissen te beschrijven die op een bepaald moment in het verleden zijn begonnen en nog steeds van invloed zijn op het heden, of waarvan de exacte tijd in het verleden niet belangrijk is.


Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je een persent perfect?
Positieve Zinnen:  Subject + have/has + voltooid deelwoord
Voorbeelden:
I have eaten breakfast.
She has visited Paris.


Negatieve Zinnen: Subject + have/has + not + voltooid deelwoord
Voorbeelden:
I have not (haven't) eaten breakfast.
She has not (hasn't) visited Paris.


Vragende Zinnen: Have/Has + subject + voltooid deelwoord?
Voorbeelden:
Have you eaten breakfast?
Has she visited Paris?





Slide 4 - Tekstslide

Wanneer gebruik je present perfect?
1. Acties begonnen in het verleden en nog steeds relevant: I have lived in this city for five years. (Ik woon hier nog steeds.)
2. Ervaringen op een niet-specifiek tijdstip in het verleden: She has traveled to Japan. (Wanneer precies is niet belangrijk.)
3. Herhaalde acties tot nu toe: We have visited the museum several times. (Tot nu toe meerdere keren bezocht.)
4. Verandering over tijd: The city has grown a lot. (De stad is veel gegroeid.)
5. Onvoltooide tijdsperiodes: I have read three books this week. (De week is nog niet voorbij.)




Slide 5 - Tekstslide

present perfect
Bevestigend
(+)
Ontkennend
(-)
Vragend
(?)
I have worked hard.
I haven't worked hard.
Have I worked hard?
You have worked hard.
You haven't worked hard.
Have you worked hard?
He has worked hard.
He hasn't worked hard.
Has he worked hard?
She has worked hard.
She hasn't worked hard.
Has she worked hard?
It has worked hard.
It hasn't worked hard.
Has it worked hard?
We have worked hard.
We haven't worked hard.
Have we worked hard?
You have worked hard.
You haven't worked hard.
Have you worked hard?
They have worked hard.
They haven't worked hard.
Have they worked hard?
present perfect
voltooid
tegenwoordige tijd

Slide 6 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van de werkwoorden in (Present Perfect).
1. She (to see) __________ that movie three times.

Slide 7 - Open vraag

2. We (to finish) __________ our homework.

Slide 8 - Open vraag

3. They (not/to visit) __________ their grandparents this month. (gebruik have not vorm)

Slide 9 - Open vraag

4. (You/to try) __________ sushi before?

Slide 10 - Open vraag

5. He (to live) __________ in London since 2010.

Slide 11 - Open vraag

Zet de volgende zinnen in de ontkennende vorm (Present Perfect). Gebruik"have not".
1. She has cleaned the house.

Slide 12 - Open vraag

2. They have gone to the park.

Slide 13 - Open vraag

3. I have spoken to her.

Slide 14 - Open vraag

Zet de volgende zinnen in de vragende vorm (Present Perfect).

1. She has called her friend.

Slide 15 - Open vraag

2. We have eaten dinner.

Slide 16 - Open vraag

3. They have travelled to Italy.

Slide 17 - Open vraag