Wat geldt hier met betrekking tot de doorgetrokken gele streep?
A
De gele doorgetrokken streep mag niet worden overschreden.
B
De gele doorgetrokken streep mag wel naar rechts worden overschreden.
C
De gele doorgetrokken streep is een tijdelijke markering en heeft slechts een
adviserende functie
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
verkeersopleidingenBeroepsopleiding
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Wat geldt hier met betrekking tot de doorgetrokken gele streep?
A
De gele doorgetrokken streep mag niet worden overschreden.
B
De gele doorgetrokken streep mag wel naar rechts worden overschreden.
C
De gele doorgetrokken streep is een tijdelijke markering en heeft slechts een
adviserende functie
Slide 1 - Quizvraag
De bestuurder van de blauwe bus heeft zich vergist en wil weer terug invoegen naar de doorgaande rijbaan. Welke bewering is juist?
A
Dit is toegestaan, mits hij dit doet voor het witte puntstuk.
B
Dit is toegestaan, zolang hij het overige verkeer maar niet hindert.
C
Dit is niet toegestaan. Hij is de 1e pijl naar rechts gepasseerd.
Slide 2 - Quizvraag
U rijdt op de rechterrijstrook 120 km/uur en ziet dat de bestuurder van de grijze auto van plan is te gaan invoegen. Wat doet u?
(Het examen-antwoord is B.)
A
U blijft met dezelfde snelheid rijden en gaat naar de linker rijstrook.
B
U blijft met dezelfde snelheid rijden zodat de grijze auto achter u kan invoegen.
C
U vermindert snelheid zodat de grijze auto voor u kan invoegen.
Slide 3 - Quizvraag
U wilt hier linksaf slaan. Waar moet u rekening mee houden?
A
Dat het verkeerslicht op geel gaat springen.
B
Dat er bestuurders door rood licht rijden.
C
Dat u ander conflicterend verkeer tegenkomt.
Slide 4 - Quizvraag
U ziet hier kanalisatiestrepen op de rijbaan. Waar moet u rekening mee houden?
A
U moet fietsers die willen oversteken voor laten gaan, zoals bij een VOP.
B
Fietsers zijn beschermde verkeersdeelnemers.
C
Dat fietsers hier toch oversteken, omdat ze vaak denken dat ze hier voorrang hebben.
Slide 5 - Quizvraag
Hoe weet u of deze autobus een T100-bus is?
A
Door de 100 sticker op de achterzijde van het voertuig.
B
Door de aantekening op het kentekenbewijs of in het kentekenregister.
C
A en B zijn juist.
Slide 6 - Quizvraag
Voor u loopt een voetganger op uw rijstrook. Wat doet u?
A
U claxonneert, zodat de voetganger aan de kant gaat en u uw weg kunt vervolgen.
B
U blijft op dezelfde rijstrook rijden en past uw snelheid aan om vervolgens de voetganger te
passeren.
C
U past uw snelheid aan en passeert de voetganger over de busstrook.
Slide 7 - Quizvraag
Het verkeerslicht springt zojuist op geel. Wat doet u?
A
U blijft met dezelfde snelheid rijden, want buiten de bebouwde kom staan de
verkeerslichten langer op geel.
B
U remt gekoppeld af.
C
U remt ontkoppeld af.
Slide 8 - Quizvraag
Het verkeerslicht is zojuist op groen gesprongen. Hoe handelt u juist?
A
U past uw snelheid aan het overige verkeer aan.
B
U probeert zo snel mogelijk de maximumsnelheid te bereiken.
C
Uw snelheid is te allen tijde ondergeschikt aan de snelheid van overige bestuurders.
Slide 9 - Quizvraag
Hoe kan polderblindheid ontstaan?
A
Door vermoeide bestuurders.
B
Door een eentonig landschapsbeeld.
C
Door onoverzichtelijke kruispunten.
Slide 10 - Quizvraag
Op het ANWB-bord staat de aanduiding P+R. Wat is de betekenis hiervan?
A
Parkeren en reizen.
B
Parkeren en rusten.
C
Parkeerroute naar het centrum.
Slide 11 - Quizvraag
U rijdt met uw auto met aanhangwagen met een totale lengte van 7,50 meter. U bent van plan de twee vrachtauto’s voor u in te halen. Wat is juist?
A
U mag hier inhalen over de linkerrijstrook, want het inhaalverbod geldt alleen voor
vrachtauto’s.
B
U mag inhalen over de linkerrijstrook, want de spitsstrook geldt hier niet als rijstrook.
C
U mag hier met uw combinatie niet inhalen over de linkerrijstrook.
Slide 12 - Quizvraag
Wat kunt u hier verwachten?
A
Dat u een overweg met twee of meer sporen gaat kruisen.
B
Dat u een overweg met een enkel spoor gaat kruisen.
C
Dat er straks ook een trein uit de andere richting kan komen
Slide 13 - Quizvraag
U bent van plan een passagier uit te laten stappen. Welke bewering is juist?
A
U mag hier geen passagier laten uitstappen.
B
U stopt in de berm om uw passagier te laten uitstappen.
C
U laat aan de linkerzijde van de rijbaan uw passagier uitstappen.
Slide 14 - Quizvraag
Uw leerling houdt tijdens het rijden de mobiele telefoon vast. Wie is hier strafbaar?
A
De leerling.
B
De instructeur.
C
Zowel de leerling als de instructeur.
Slide 15 - Quizvraag
Voor wie is dit bord bedoeld?
A
Voor bromfietsers.
B
Voor bromfietsers en snorfietsers.
C
Voor bromfietsers en gehandicaptenvoertuigen.
Slide 16 - Quizvraag
Hoe wordt deze constructie genoemd?
A
DRIP.
B
OFOS.
C
RIMOB.
Slide 17 - Quizvraag
Wat is juist met betrekking tot de fiets met trapondersteuning?
A
Deze moet verplicht WA-verzekerd zijn en de bestuurder moet minimaal 16 jaar oud
zijn.
B
Het is een motorrijtuig en de bestuurder moet in het bezit zijn van rijbewijs AM.
C
A en B zijn beide niet juist.
Slide 18 - Quizvraag
U blijft de weg naar rechts volgen. Op welk type weg komt u uit?
A
Een gebiedsontsluitingsweg.
B
Een erftoegangsweg.
C
Een stroomweg.
Slide 19 - Quizvraag
Bent u verplicht om tijdens het rijden met uw auto een gevarendriehoek bij u te hebben?
A
Ja, het is in Nederland voor alle bestuurders van een motorvoertuig verplicht om een gevarendriehoek bij zich te hebben.
B
Voor automobilisten is dit wel verplicht, voor motorrijders niet.
C
Nee, het is niet verplicht om een gevarendriehoek bij u te hebben, maar het is wel verplicht om bij pech in sommige gevallen een gevarendriehoek te plaatsen.