In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Deze bromfietser had haast. Hij trok zich niets van de lichten aan, en reed door
A
groen
B
rood
Slide 1 - Quizvraag
Op gevaarlijke kruispunten staan vaak verkeerslichten. Die staan daar juist om het verkeer _____
Slide 2 - Open vraag
Een auto nadert een kruispunt met verkeerslichten. De bestuurder heeft gezien dat het verkeerslicht al een tijdje op groen staat. Wat kan hij het beste doen?
A
hij kan hard gaan rijden om te proberen nog over het kruispunt te komen.
B
hij moet vaart minderen, omdat het licht wel dadelijk op oranje zal springen.
Slide 3 - Quizvraag
Hannie is op de fiets. Ze nadert een kruispunt met verkeerslichten. Het licht springt op oranje. Wat kan ze het beste doen?
A
ze moet nu afremmen, want het licht springt dadelijk op rood.
B
zij kan nu beter hard doorrijden.
Slide 4 - Quizvraag
Als je verkeerslichten nadert, kun je het beste altijd snelheid
A
vermeerderen
B
verminderen
Slide 5 - Quizvraag
Kijk goed naar het plaatje!
Slide 6 - Tekstslide
Robert en Bas hebben _____. er zijn ________ in het zwembad. Daar doen ze ook aan mee. Ze zijn te ____
ze moeten een ____________ passeren.
nu loopt het nog net goed af.
Anja is _____. die neemt de ___________ voordat ze oversteekt. ze __________________.
tijd
verstandig
wedstrijden
laat
onbewaakte overweg
kijkt en luistert
haast
Slide 7 - Sleepvraag
Bart komt te laat op school en rijdt veel te hard. hij moet rechtsaf. Nu gaat het mis. Wat vergeet hij?
Slide 8 - Open vraag
de bocht naar rechtst moet hij....
Slide 9 - Open vraag
Marit is te laat voor school. ze wil de bus rechts inhalen. mag dat?
A
ja
B
nee
Slide 10 - Quizvraag
Waarom is het heel gevaarlijk wat Marit doet?
Slide 11 - Open vraag
Een bromfietser rijdt op de rijbaan binnen de bebouwde kom. Hij rijdt 50 km per uur. hij krijgt een bekeuring. waarom?
Slide 12 - Open vraag
Simon moet voor vijf uur op het voetbalveld zijn. hij moet trainen. maar hij is te laat. Daarom heeft hij zo'n haast.
Slide 13 - Tekstslide
Simon nadert een
A
voorrangsweg
B
gewone weg
Slide 14 - Quizvraag
je ziet wat Simon doet. Hij moet hier...
A
doorrijden
B
wachten
Slide 15 - Quizvraag
bovendien geeft hij geen _____ aan
Slide 16 - Open vraag
Het loopt nu nog goed af.
Haastige spoed is zelden goed!
Slide 17 - Tekstslide
De regel: 'Alle bestuurders van rechts hebben voorrang' geldt hier....
A
niet
B
wel
Slide 18 - Quizvraag
Bert kan niet wachten als hij zijn oom ziet.
Slide 19 - Tekstslide
Wat hadden Bert en zijn oom anders moeten doen?
Slide 20 - Open vraag
De fiets en de auto moeten beide linksaf. wie gaat voor?
A
De auto, omdat hij bij het snelverkeer hoort?
B
de fietser, omdat alle bestuurders van rechts voorgaan.
Slide 21 - Quizvraag
Wie gaat hier voor?
A
De fietser, die hoort tot het verkeer.
B
de ruiters, want alle bestuurders van rechts gaan voor.
Slide 22 - Quizvraag
Linde en Mike zijn bij de rotonde. wie hebben hier voorrang?
A
de auto
B
Linde en Mike
Slide 23 - Quizvraag
Rachid gaat naar de korfbalvereniging. De auto slaat rechts af. De auto heeft zijn richtingsaanwijzer aan. Dit doet hij
A
goed
B
niet goed.
Slide 24 - Quizvraag
Wie mag er eerst, Rachid of de auto?
A
Rachid
B
de auto
Slide 25 - Quizvraag
Je bent wijs in het verkeer
Herhaling van de voorgaande lessen.
Slide 26 - Tekstslide
Voor het rijden op een snorfiets moet je
A
16 jaar zijn
B
18 jaar zijn
Slide 27 - Quizvraag
Voor het rijden op een snorfiets heb je
A
een rijbewijs nodig
B
geen rijbewijs nodig.
Slide 28 - Quizvraag
Mark heeft haast. Hij wil de fietser inhalen. wanneer kan Mark het beste inhalen?
Slide 29 - Open vraag
Janine heeft haas. De vrachtauto staat voor de zebra stil. Janine wil de auto voorbij. Waarom is dat verboden?
Slide 30 - Open vraag
Josje blijft op het fietspad. Zij blijft de rotonde volgen. de bromfietser gaat naar rechts. Josje moet...