In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
TRB 3A
Hoofdstuk 2: Inkoopprijs en verkoopprijs
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling HFD 1
Slide 2 - Tekstslide
Wat betekend de afkorting BTW
A
Berekende toegevoegde waarde
B
Belasting terugvorderingswet
C
Belasting toegevoegde waarde
D
Belastingtarievenwet
Slide 3 - Quizvraag
Hoeveel belastingtarieven bestaan er in Nederland
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het hoogste BTW-Tarief?
A
9
B
20
C
21
D
16
Slide 5 - Quizvraag
Hoe noemen we ook wel het 9% tarief?
A
Algemeen tarief
B
Gemiddeld tarief
C
Verlaagd tarief
D
Centraal tarief
Slide 6 - Quizvraag
Inkoopprijs zonder BTW noemen we de:
A
Netto-inkoopprijs
B
Bruto-inkoopprijs
C
Inkoopfactuurprijs
D
Inkoopprijs
Slide 7 - Quizvraag
Hoeveel procent is de netto inkoopprijs?
A
0
B
121
C
109
D
100
Slide 8 - Quizvraag
Een andere naam voor de inkoopfactuurprijs is?
A
Factuurprijs
B
Bruto-inkoopprijs
C
Netto-inkoopprijs
D
Consumentenprijs
Slide 9 - Quizvraag
Een andere naam voor verkoopprijs zonder BTW is?
A
Bruto-verkoopprijs
B
Consumentenprijs
C
Kaartprijs
D
Netto-verkoopprijs
Slide 10 - Quizvraag
Een andere naam voor bruto-verkoopprijs is?
A
Consumentenprijs
B
Prijs inclusief BTW
C
Prijs exclusief BTW
D
Betaalprijs
Slide 11 - Quizvraag
Welke BTW mogen we terugvorderen?
A
BTW ontvangen uit de verkoop
B
geen
C
Betaalde BTW bij de inkoop van goederen
D
Alle BTW
Slide 12 - Quizvraag
De BTW die we ontvangen bij de verkoop van goederen moeten we aan de fiscus terugbetalen.
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quizvraag
Inkoopfactuurprijs 145,20 euro, BTW 21%. Bereken de netto-inkoopprijs.
Slide 14 - Open vraag
Een artikel heeft een consumentenprijs van 266,20 euro. BTW is 21%. Bereken de Netto-verkoopprijs.
Slide 15 - Open vraag
Huiswerk
Opgaven 2.01 t/m 2.09 TRB 3A plus extra blaadje
Slide 16 - Tekstslide
2.4.1. Brutowinst OPSLAG
Bij de BrutowinstOPSLAG is de netto inkoopprijs altijd 100%
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Netto inkoopprijs 14 euro, brutowinstopslag 150%. Bereken de netto verkoopprijs.
Slide 19 - Open vraag
Uitleg
BrutowinstOPSLAG = 14,- / 100 x 150 = € 21,-
Netto verkoopprijs = 14,- / 100 x 250 = € 35,-
Netto inkoopprijs 14,- 100%
+ BrutowinstOPSLAG 21,- 150%
Netto verkoopprijs 35,- 250%
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht
Slide 21 - Tekstslide
Antwoorden
Slide 22 - Tekstslide
Uitleg
Slide 23 - Tekstslide
Huiswerk
Opgave 2.10 t/m 2.19
Slide 24 - Tekstslide
2.4.2. Brutowinst MARGE
Bij deBrutowinstMARGE is de netto VERKOOPPRIJS altijd 100%.
Netto inkoopprijs
+ BrutowinstMARGE
Netto verkoopprijs 100%
+BTW
Consumentenprijs
Slide 25 - Tekstslide
Een artikel heeft een (Netto)verkoopprijs van 50 euro. De brutowinstmarge is 30%. Bereken de inkoopprijs.
Slide 26 - Open vraag
Wat is de bruto omzet van de onderneming in het voorbeeld? Een onderneming heeft een afzet van 800 stuks, netto verkoopprijs € 5,- per stuk en 9% BTW.
A
5,45
B
872
C
4.360
D
4.000
Slide 27 - Quizvraag
Wat is afzet?
A
Aantal verkochte producten in een bepaalde periode.
B
Netto opbrengst uit verkopen.
C
Inkoopwaarde van verkochte goederen.
D
Inkoopwaarde van de omzet.
Slide 28 - Quizvraag
Wat wordt berekend als de afzet vermenigvuldigd wordt met de netto verkoopprijs?
A
De consumentenprijs.
B
De bruto verkoopprijs.
C
De kaartprijs.
D
De netto omzet.
Slide 29 - Quizvraag
Er wordt uitgegaan van een netto verkoopprijs van € 15,- en een brutowinstmarge van 50 %. Wat is de inkoopprijs?
A
0,30
B
7,50
C
10
D
15
Slide 30 - Quizvraag
Er wordt uitgegaan van een netto inkoopprijs van € 40,- een brutowinstopslag van 50 % en 21% BTW. Wat is de brutoverkoopprijs?
A
20
B
48,40
C
60
D
72,60
Slide 31 - Quizvraag
Wat is een andere omschrijving voor ‘brutoverkoopprijs’?
A
Netto verkoopprijs exclusief BTW.
B
Consumentenprijs
C
Netto inrkoopprijs
D
Verkoopprijs exclusief BTW.
Slide 32 - Quizvraag
Een ondernemer berekent een brutowinstopslag van 50%. De inkoopprijs van het te verkopen product bedraagt € 40,-. Het BTW percentage bedraagt 21%. Wat is de brutowinstopslag?
A
20
B
60
C
80
D
15
Slide 33 - Quizvraag
Een ondernemer berekent een brutowinstopslag van 50%. De inkoopprijs van het te verkopen product bedraagt €40,-. Het BTW percentage bedraagt 21%. Hoeveel bedraagt de BTW?
A
14,40
B
12,60
C
12,20
D
16,60
Slide 34 - Quizvraag
De ondernemer berekent een brutowinstopslag van 50%. De inkoopprijs van het te verkopen product bedraagt €40,-. Het BTW percentage bedraagt 21%. Wat is de uiteindelijke consumentenprijs?
A
72,60
B
62,60
C
72,40
D
68,80
Slide 35 - Quizvraag
Een artikel heeft een inkoopfactuurprijs van € 36,30. Het artikel valt onder het BTW-tarief van 21%. Hoeveel bedraagt de inkoopprijs?