Les 4: Gebruik van lichten

Les 4
Gebruik van lichten
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldoriëntatiePraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Les 4
Gebruik van lichten

Slide 1 - Tekstslide

Het gebruik van lichten
Deze les gaat over het gebruiken van de juiste verlichting.

Slide 2 - Tekstslide

Welke verlichting van de auto ken je?

Slide 3 - Woordweb

  • Dimlicht
  • Groot licht
  • Dagrijlichten
  • Mistlicht
  • Achterlichten
  • Kentekenplaatverlichting
  • Combinatie stadslicht en achterlicht
  • Derde remlicht
  • Breedstralers en verstralers


Soorten verlichting

Slide 4 - Tekstslide

Welke verlichting gebruik je standaard?
A
Stadslicht en achterlicht
B
Grootlicht en achterlicht
C
Dimlicht en achterlicht
D
Mistlicht en mistachterlicht

Slide 5 - Quizvraag

Het gebruiken van juiste verlichting zorgt ervoor dat je zelf goed ziet. Ook kunnen anderen jou goed zien.
Dat geldt bij nacht, maar ook overdag bij slechte weersomstandigheden.

Slide 6 - Tekstslide

Slechte weersomstandigheden:
- mist;
- regen;
- hagel;
- sneeuwval.

Slide 7 - Tekstslide

Noem 3 slechte weersomstandigheden waarbij de juiste verlichting erg belangrijk is:

Slide 8 - Open vraag

Mist
Het mistlicht aan de voorzijde schijnt onder de mist door. Dat komt omdat mist ongeveer 60 centimeter boven het wegdek hangt. Je hebt zo tijdens mist meer en beter zicht.
Aan de achterzijde mag je 1 mistlamp aan doen, omdat twee mistachterlichten lijken op remlichten. Het gebruiken van mistachterlicht is tijdens regenval verboden.

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer mag je een mistachterlicht gebruiken?
A
Wanneer het zicht door mist of sneeuwval minder is dan 50 meter
B
Als het nacht is
C
Als het regent
D
Wanneer het zicht door mist of sneeuwval minder is dan 150 meter

Slide 10 - Quizvraag

Deze auto voert mistachterlicht terwijl er meer dan 50 meter zicht is.

Waarom is dit niet prettig voor de andere weggebruikers?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Controle
De verlichting moet altijd goed werken. 
Controleer regelmatig of:
- alle lichten en retroreflectoren schoon zijn;
- alle lampen branden;
- de koplampen goed zijn afgesteld, laat dit in de garage controleren;
- je voldoende reservelampen en zekeringen bij je hebt.

Slide 13 - Tekstslide

Wat moet je regelmatig controleren bij de verlichting?

Slide 14 - Open vraag

Verlichting is verplicht bij:
Bestuurders moeten bij nacht verlichting gebruiken. Maar ook overdag als het zicht slecht is, bijvoorbeeld door mist.

Nacht = de periode tussen zonsondergang en zonsopgang.

Dag = de periode tussen zonsopgang en zonsondergang.
De schemering valt onder dag.

Slide 15 - Tekstslide

Groot licht
Mag binnen en buiten de bebouwde kom.
Mag niet bij dag, het tegenkomen van andere weggebruikers en bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig.

Slide 16 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met dag?
A
Tussen zonsondergang en zonsopgang
B
Als het licht is
C
Tussen zonsopgang en zonsondergang
D
Als het donker is

Slide 17 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met nacht?
A
Tussen zonsondergang en zonsopgang
B
Als het licht is
C
Tussen zonsopgang en zonsondergang
D
Als het donker is

Slide 18 - Quizvraag

Hier is het veiliger om bij dag dimlicht te gebruiken :
- met ochtendnevel;
- in tunnels;
- bij laagstaande zon;
- de schemering;
- bij een nat wegdek;
- op schaduwrijke plaatsen.

Slide 19 - Tekstslide

Wanneer mag je géén grootlicht gebruiken?

Slide 20 - Open vraag

Wanneer is het gebruik van dimlicht bij dag veiliger?

Slide 21 - Open vraag

Wanneer mag je waarschuwingsknipperlichten gebruiken?

Slide 22 - Open vraag

Waarschuwingsknipperlichten
Deze worden gebruikt bij:
- filevorming;
- een ongeval;
- slepen;
- pech.

Slide 23 - Tekstslide