Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik-vorm & Ik-vorm + t
Bij sommige werkwoorden hoor je of je de ik-vorm of de ik-vorm + t schrijft.
Je hoort geen –t je schrijft geen –t
Vb. Ik loop, ik fiets, ik vrees, ik slaap
Je hoort wel een –t je schrijft wel een –t
Vb. Jij loopt, jij fietst, jij vreest, jij slaapt