3h Frans delend lidwoord

Afronden klas 3
TP 3: test chapitre 5 (10%)
TP 4: test chapitre 6 (10%)
Deze periode: Mondelinge overhoring (10%)
Periode 4: schrijftaak chapitre 6 (10%)
Periode 4: leestoets CITO (15 %)
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Afronden klas 3
TP 3: test chapitre 5 (10%)
TP 4: test chapitre 6 (10%)
Deze periode: Mondelinge overhoring (10%)
Periode 4: schrijftaak chapitre 6 (10%)
Periode 4: leestoets CITO (15 %)

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag: chapitre 5 bron D
Delend lidwoord
Let op: chapitre 5 en slim stampen alles minimaal 80% voor bonuspunt, dus geen so's dit keer

Slide 2 - Tekstslide

Het delend lidwoord 
 
Doelen: 
- ik ken de regels voor het maken van het delend lidwoord
- ik kan het delend lidwoord toepassen als ik praat over eten en drinken

Slide 3 - Tekstslide

Het delend lidwoord

Bestaat niet in het Nederlands.

Dus... als er in het Nederlands geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord komt, dan krijg je in het Frans het delend lidwoord.


Slide 4 - Tekstslide

Hoezo delend lidwoord?

Omdat het uit twee delen bestaat:

de + le --> du

de + la --> de la

de + l' --> de l'

de + les --> des


Slide 5 - Tekstslide

Explication: Delend lidwoord (1)
Delend lidwoord: Als je in het Nederlands geen lidwoord gebruikt. (Ik drink_koffie/zij eet_sla/ik wil graag_water, jij neemt_frietjes)




mnl
du
Je bois du café
vrl
de la
Elle mange de la salade
klinker/h
de l'
Je voudrais de l'eau
meerv.
des
Tu prends des frites

Slide 6 - Tekstslide

Welke (delend) lidwoorden gebruik je
Zie hiervoor je boek bron D chapitre 5
En voor nu: ook links op het bord

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer welk delend lidwoord:
mannelijk (le) : du
Vrouwelijk (la): de la
Klinker (l'): de l'
woord van hoeveelheid (kilo, litre, un paquet, ...) : de / d'
Ontkenning (ne... pas/plus, ...) : de / d'
aimer/détester/préférer/ adorer: le/la/l'/les

Slide 8 - Tekstslide

Delend lidwoord
Let op:
In plaats van een delend lidwoord krijg je de/d' :
- (1) na een woord van hoeveelheid
- (2) na een ontkenning

Slide 9 - Tekstslide

Delend lidw. --> de/d'
Exemple (1):
J'achète des pommes. --> 
J'achète un kilo des de pommes.
J'achète beaucoup des de pommes.

Slide 10 - Tekstslide

Delend lidwoord
Let op:
In plaats van een delend lidwoord krijg je de/d' :
- (1) na een woord van hoeveelheid
- (2) na een ontkenning

Slide 11 - Tekstslide

Delend lidw. --> de/d'
Exemple (2):
Je mange de la viande. --> 
Je ne mange jamais (= nooit) de la  de viande.
Tu ne prends pas de l'  d'eau?

Slide 12 - Tekstslide

Delend lidwoord
Let op !!!
Na de werkwoorden
aimer / adorer / détester / préférer
krijg je geen delend lidwoord maar een bepaald lidwoord (= le / la / l' / les)

Slide 13 - Tekstslide

Delend lidwoord
Exemple:
J'aime  du  le poisson. = Ik houd van vis.
Ook bij ontkenning:
Je n'aime pas de  le poisson. Ik houd niet van vis.

Slide 14 - Tekstslide

Het delend lidwoord wordt vertaald naar het Nederlands.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een delend lidwoord?
A
un, une
B
du, de la, de l', des
C
le, la, les

Slide 16 - Quizvraag

Welke uitspraak is fout over het "delend lidwoord"?
A
het geeft onbepaalde hoeveelheden aan
B
je gebruikt het na een getal
C
het bestaat niet in het Nederlands
D
'de l' staat voor een klinker of stomme h

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer gebruik je in het Frans het delend lidwoord NIET?
A
bij onbepaalde hoeveelheden
B
wanneer er in het NL geen lidwoord staat
C
in de zin "ik heb veel geld"
D
in de zin "ik heb zakgeld"

Slide 18 - Quizvraag

Tu veux ... coca ?

Kies het juiste delend lidwoord.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 19 - Quizvraag

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 20 - Quizvraag


Wat gebeurt er met het delend lidwoord na:
een hoeveelheid / een ontkenning?
A
geen idee
B
er verandert niets
C
delend lidwoord verandert in de / d'
D
delend lidwoord verandert in le/la/l'/les

Slide 21 - Quizvraag

Welk delend lidwoord?

Je ne mange plus ........ viande.
A
de
B
d'
C
du
D
de la

Slide 22 - Quizvraag

Delend lidwoord
Bij het ontbijt, drink ik melk

timer
1:00
A
Au petit-déjeuner, je bois lait
B
Au petit-déjeuner, je bois du lait
C
Au petit-déjeuner, je bois le lait

Slide 23 - Quizvraag

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je ne bois pas ...... eau.
A
de
B
de la
C
de l'
D
d'

Slide 24 - Quizvraag


Wat gebeurt er met het delend lidwoord na:
aimer / adorer / préférer / détester ?
A
geen idee
B
er verandert niets
C
delend lidwoord verandert in de / d'
D
delend lidwoord verandert in le/la/l'/les

Slide 25 - Quizvraag

Vul het juiste delend lidwoord in:
J'adore ...... frites.
A
de
B
des
C
du
D
les

Slide 26 - Quizvraag

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je prends ...... jus d'orange.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 27 - Quizvraag

Je déteste _______ aubergine.
(Kies het goede delend lidwoord)
A
du
B
l'
C
de l'
D
de

Slide 28 - Quizvraag

Deux kilos ....... pommes
(Kies het goede delend lidwoord)
A
des
B
de la
C
de
D
géén lidwoord

Slide 29 - Quizvraag

Nu zelf aan de slag:
Maken bron D
exercices 15 a, b (zelf met oortjes nog een keer filmpje bekijken), c, 16a, b (zelf filmpje bekijken met oortjes) c (met oortjes maken), d, 
Voorbereiden mondeling: zie studiewijzer (je bent in tweetallen) ingeschreven via teams indeling mondeling)

Slide 30 - Tekstslide