Woensdag 24 mei herhalingsgrammatica

avoir et être
Deze werkwoorden betekenen
hebben en zijn
Ze zijn ONREGELMATIG!!!!
Kijk maar
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

avoir et être
Deze werkwoorden betekenen
hebben en zijn
Ze zijn ONREGELMATIG!!!!
Kijk maar

Slide 1 - Tekstslide

avoir et être
moet je dus helemaal uit je hoofd leren. Er zit niets anders op.

Slide 2 - Tekstslide

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Hoe ging het werkwoord AVOIR ook weer?
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 3 - Sleepvraag

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
avoir (hebben)
Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 4 - Sleepvraag

etre
=
 zijn




Sleep de juiste vorm van être naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
es
sont
est
êtes
sommes
suis

Slide 5 - Sleepvraag

etre
=
 zijn




Sleep de juiste vorm van être naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
es
sont
est
êtes
sommes
suis

Slide 6 - Sleepvraag

ETRE
AVOIR
je suis 
tu as
ik heb
zij hebben
wij zijn
vous êtes
vous avez
zij is
jullie hebben
ils sont
tu es
j'ai
ils ont
nous sommes
jij bent
nous avons
zij zijn 
jij hebt
jullie zijn
elles ont

Slide 7 - Sleepvraag

Welke vervoegingen horen bij être en welke bij avoir?
être
avoir
suis
avons
êtes
ont
sont
as
avez

Slide 8 - Sleepvraag

De ontkenning
Ik heb geen honger.
Ik houd niet van patat.
Wij gaan niet naar Frankrijk

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

ne + persoonsvorm + pas
Je ne mange pas au restaurant.
Je n'aime pas les frites.
Nous n'allons pas en France.

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan
1. zoek de persoonsvorm.
2. Begint je persoonsvorm met een klinker of een h? 
ja => plaats n' vóór depersoonsvorm
nee=> plaats ne voor de persoonsvorm
3. plaats pas meteen achter de persoonsvorm.

Slide 12 - Tekstslide

Maak de zin ontkennend.
Mohammed regarde la télé.

Slide 13 - Open vraag

Le prof explique la grammaire.

Slide 14 - Open vraag

Je suis à l'école.

Slide 15 - Open vraag

Nous avons de la chance.

Slide 16 - Open vraag

Ik weet hoe ik een regelmatig ww. op -er moet vervoegen
A
oui
B
un peu
C
non

Slide 17 - Quizvraag