Lezen en luisteren les 3

Lezen en luisteren
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen en luisteren

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Theorie
- Tekst bespreken 'In het ritme van Obama'
- Luisteropdracht

Slide 2 - Tekstslide

Datum examen lezen en luisteren
Donderdag 14 april van 12:00 uur tot 14:00 uur in PA204

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Tekst
Informeren
Activeren
Vermaken
Instrueren
Verkiezingsaffiche
Reclame-folder
Handleiding
Gedicht
Krantenartikel
Songtekst
Geboortekaartje

Slide 5 - Sleepvraag

Onderwerp

- Waar gaat de tekst over?
- Titel, inleiding
- één tot drie woorden




Toets:
- Wat is het onderwerp van deze tekst?
- Wat is het deelonderwerp van alinea 5?
Hoofdgedachte

- Belangrijkste wat een schrijver over het onderwerp duidelijk wil maken. 
- Titel, inleiding, slot
- Hele zin



Toets:
- Wat is de hoofdgedachte van tekst 3?

Slide 6 - Tekstslide

Met welk tekstverband hebben we hier te maken?

Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op mijn bruiloft.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Opsomming
D
Voorbeeld

Slide 7 - Quizvraag

Teksten hebben een .....
Inleiding, kern & slot

Deze moet jij kunnen herkennen.

Slide 8 - Tekstslide

Functies inleiding
- De aandacht van de lezers trekken
- Het onderwerp introduceren
- Een verwachting scheppen
- Een vraag stellen

Slide 9 - Tekstslide

De kern
- De kern is het middenstuk van de tekst en kan uit meerdere alinea's bestaan.

De verschillende deelonderwerpen komen aan de orde. 
In de kern wordt eigenlijk het onderwerp dus verder uitgewerkt. 

Slide 10 - Tekstslide

Slot
- Een samenvatting geven
- Een conclusie trekken
- Een toekomstverwachting schetsen
- Een aanbeveling doen

Slide 11 - Tekstslide

Is de tekst een inleiding of een slot?
A
inleiding
B
slot

Slide 12 - Quizvraag

Je hoort ouderen vaak zeggen: “Vroeger was alles beter!” Vroeger speelden de kinderen buiten in plaats van de hele dag naar hun tablet te staren. Vroeger praatten mensen met elkaar in plaats van een afstandelijk Whatsapp-berichtje te sturen. Vroeger kon je spontaan bij iemand op de koffie in plaats van een afspraak te moeten maken in de digitale agenda’s. Klopt dit wel? Was vroeger daadwerkelijk alles beter dan nu?



Bron: Uitgeverij Motile

Slide 13 - Tekstslide

Welke functie heeft deze inleiding?
A
Vraag stellen
B
Aandacht trekken
C
Een verwachting scheppen
D
Het onderwerp introduceren

Slide 14 - Quizvraag

Kortom: Maak tijd vrij in je drukke agenda om met je partner door te brengen! Als je vriend of vriendin graag een avondje op de bank doorbrengt om gezellig samen film te kijken, kies er dan voor om thuis te blijven in plaats van op stap te gaan met vrienden. Het is cliché, maar waar: een relatie bestaat uit geven en nemen!

Slide 15 - Tekstslide

Welke functie heeft het slot?
A
Een samenvatting geven
B
Een toekomstverwachting schetsen
C
Een aanbeveling doen

Slide 16 - Quizvraag

Tekststructuren
Veel teksten zijn opgebouwd volgens een vaste structuur.
Het is belangrijk dat je die herkent, omdat je daardoor de tekst beter begrijpt.
Ook kan er een vraag op het examen komen over welke structuur de tekst is. 

Slide 17 - Tekstslide

Probleem - oplossingsstructuur
Inleiding: probleem
Middenstuk: oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen
Slot: de beste oplossing

Slide 18 - Tekstslide

Vraag – antwoordstructuur
Inleiding | vraag
Middenstuk | antwoorden
Slot | samenvatting of conclusie

Slide 19 - Tekstslide

Je hoort ouderen vaak zeggen: “Vroeger was alles beter!” Vroeger speelden de kinderen buiten in plaats van de hele dag naar hun tablet te staren. Vroeger praatten mensen met elkaar in plaats van een afstandelijk Whatsapp-berichtje te sturen. Vroeger kon je spontaan bij iemand op de koffie in plaats van een afspraak te moeten maken in de digitale agenda’s. Klopt dit wel? Was vroeger daadwerkelijk alles beter dan nu?

Slide 20 - Tekstslide

Welke tekststructuur kun je herkennen?
A
Probleem-oplossingsstructuur
B
Vraag-antwoordstructuur

Slide 21 - Quizvraag

Feiten, meningen en argumenten
Feit --> is iets wat waar of niet waar is
Mening --> geeft aan wat iemand ergens persoonlijk van vindt. Dit onderbouw je met argumenten:
Ik vind dat kinderen onder de 12 jaar geen telefoon mogen hebben. Uit een onderzoek van de universiteit van Leiden is naar voren gekomen dat kinderen niet leren communiceren met elkaar, omdat ze alleen maar online met elkaar praten. 

Slide 22 - Tekstslide

Drogredenen
Drogredenen zijn onjuiste argumenten. 

https://www.youtube.com/watch?v=EBEZJm3ozIA 




Slide 23 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken

Slide 24 - Tekstslide

Tekst 'In het ritme van Obama
Bespreken

Slide 25 - Tekstslide

Luisteropdracht

Slide 26 - Tekstslide