Grammatica 1.7

Lesdoelen:
Je kan de zinsdelen benoemen

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen:
Je kan de zinsdelen benoemen

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
* Terugblik 
Wat weet je nog
* Uitleg lesstof:
persoonsvorm (pv), ww gezegde (wg), onderwerp (o), lijdend voorwerp (lv)
* Maken: 
1.7 opdr 1,3 en 4 maken nakijken. Opdr 5,6,7 en 8 maken.
Klaar woorden 1.5 oefenen.
* Lesafsluiting

Slide 2 - Tekstslide

In deze paragraaf herhaal je:

  • de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijke gezegde en lijdend voorwerp.
In deze paragraaf leer je:

  • het werkwoordelijk gezegde met een wederkerend werkwoord benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Weet je het nog?
Maak ( met potlood ) eerst de instapopdracht op bladzijde 65.
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Vaste volgorde bij ontleden
Als je zinsdelen gaat benoemen, doe je dat in deze volgorde:
  1. Onderstreep de persoonsvorm.
  2. Zet zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen.
  3. Benoem het werkwoordelijk gezegde.
  4. Benoem het onderwerp.
  5. Benoem het lijdend voorwerp.

Slide 5 - Tekstslide

  1. Onderstreep de persoonsvorm. 
  2. Zet zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen. 
  3. Benoem het werkwoordelijk gezegde. 
  4. Benoem het onderwerp. 
  5. Benoem het lijdend voorwerp
1. Jason eet een broodje.

2. Jason / eet / een broodje

 3. Jason / eet / een broodje.
                     wg

4. Wie eet? Jason = 
onderwep

5. Wie/wat eet Jason? 
een broodje = lv

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
De leerlingen hebben een werkstuk gemaakt.
A
De leerlingen
B
hebben
C
hebben gemaakt
D
gemaakt

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De leerlingen hebben een werkstuk gemaakt.
A
De leerlingen
B
hebben
C
hebben gemaakt
D
gemaakt

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
De leerlingen hebben een werkstuk gemaakt.
A
De leerlingen
B
hebben
C
hebben gemaakt
D
gemaakt

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
De leerlingen hebben een werkstuk gemaakt.
A
De leerlingen
B
een werkstuk
C
hebben gemaakt
D
een werkstuk gemaakt

Slide 11 - Quizvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Gisteren 
heeft
de hond
een nieuwe mand
gekregen
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 12 - Sleepvraag

Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 13 - Sleepvraag

Heb
jij
de afwas
in de keuken
gezet?
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 14 - Sleepvraag

Julia
maakt
veel gekke filmpjes
voor haar volgers.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 15 - Sleepvraag

Benoem het onderstreepte zinsdeel?
Naast het fietsenhok lag een telefoon met gebarsten scherm.
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 16 - Quizvraag

Benoem het onderstreepte zinsdeel?
Deze reis heb ik via internet geboekt.
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 17 - Quizvraag

Benoem het onderstreepte zinsdeel?
Met een appje maakte het meisje de verkering uit.
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 18 - Quizvraag

Benoem het onderstreepte zinsdeel?
Hoeveel euro heb jij voor deze tweedehands iPad betaald?
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 19 - Quizvraag

Benoem het onderstreepte zinsdeel?
Hoeveel euro heb jij voor deze tweedehands iPad betaald?
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 20 - Quizvraag

Opdrachten 
Maak opdracht 
3 t/m 8 (p. 66 -69)

Slide 21 - Tekstslide