M2 toets leesvaardigheid periode 2 blok 1 wk 2 les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Vandaag 

lezen

herhaling stof Kern

aan de slag met de PO

Regels 

1. Als ik aan het woord ben, ben jij stil. 

2. Je blijft op je vaste plek zitten en loopt niet door de klas. 

3. Bij het zelfstandig werken, ga je voor Nederlands aan de slag! 

4. Voorlopig maken we tijdens het zelfstandig werken het huiswerk en gaan jullie in eigen tijd met de PO aan de slag. 

5. Je maakt je huiswerk. Heb je je spullen niet op orde, dan kom je woensdag- of vrijdagmiddag in. 

5. Je gooit geen spullen door het lokaal en je zit niet aan elkaar.

5. Word je voor de derde keer gewaarschuwd, dan kom je woensdag- of vrijdagmiddag in. 

Welkom 

Ga op je vaste plek zitten. 

Pak je lesboek, schrift en etui.

Pak het boek Zonder titel. 

Laat de iPad in de tas!

Geen tas op tafel.

Geen jas of kauwgom in het lokaal. 

Stil lezen

Pak je schrift of agenda

Noteer waar je bent gebleven met lezen.

Twee onderwerpen in P2

Leesvaardigheid

Kern hoofdstuk 1 t/m 3

Schrijfvaardigheid

PO poëzie 

De PO

Je maakt in groepjes van drie een bundel met gedichten.

De dichtbundel bevat de volgende onderdelen:

• 6 gekozen bestaande gedichten
• 5 zelf geschreven gedichten

Lesdoelen 

Je leert hoe je de volgende stijlfiguren herkent:

alliteratie

assonantie

enjambement

Herhaling vorige les

enjambement, assonantie, alliteratie

Huiswerk nakijken

H3 maken opdr. 5 en 6

Je hebt een regel gemaakt van een:

assonantie

enjambement

alliteratie

Gedichten

Haiku 

Beeldgedicht

Stiftgedicht

Limerick

Beeldspraak

Stijlfiguren

Kern

Leesvaardigheid

Kern hoofdstuk 1 t/m 3

Toets leesvaardigheid week 4

Zes tekstdoelen (het doel van de schrijver)

• Activeren    
• Amuseren
• Beschouwen
• Informeren
• Overtuigen
• Instructie geven

Activeren

• Je wordt aangespoord om iets te kopen of om bijvoorbeeld ergens naartoe te gaan. Een stapje verder dan overtuigen. 
  

• Bijvoorbeeld: 
• advertentie, filmposter, folder/poster lid worden van de dieren-bescherming, verkiezingsteksten, reclameteksten

Amuseren

• De schrijver wil dat je plezier beleeft. 
  

• Bijvoorbeeld: 
• stripverhaal, roman, gedicht

Beschouwen

• De schrijver zorgt ervoor dat de lezer zijn eigen mening objectief kan bepalen door bijvoorbeeld informatie te verschaffen (van deskundigen) en verschillende kanten te belichten. 

• Bijvoorbeeld:
• Een artikel over wel of niet al het lesmateriaal digitaal, sommige  krantenartikelen, tijdschriftenartikelen met achtergrondinformatie. 

Informeren

• Je leest feiten.
• Er staat geen mening in.

• Bijvoorbeeld: 
• weerbericht, lesboeken, nieuwsartikelen, geboortekaartjes, uitnodiging verjaardag

Overtuigen

• De schrijver wil dat de lezer zijn mening overneemt.

• Bijvoorbeeld: 
• recensie, betoog, blog/column

Instructie geven

• De schrijver van een instructietekst wil je uitleggen hoe je iets moet doen. 
  

• Bijvoorbeeld: 
  

gebruiksaanwijzing, recepten

Onderwerp en hoofdgedachte

• Het onderwerp van de tekst is het antwoord op de vraag: "Waar gaat de tekst over?" Het onderwerp is weer te geven in één woord. 
  

• De hoofdgedachte is het antwoord op de vraag: "Wat zegt de schrijver over het onderwerp?" Een korte samenvatting van de tekst in één zin. 

Aan de slag

1. 

Kijk eerst je huiswerk na. 

1. Ga aan de slag met je PO

of

2. Maak oefenbladen voor leesvaardigheid

Keuze

Huiswerk: 

Maken oefenblad 1 Teams

Zijn voor jou de lesdoelen behaald

Je weet welke drie stijlfiguren je moet kennen.

Vertel...

Volgende les

We gaan verder met de PO.

Uitleg sonnet, rondeel, elfje

Hoe ging deze les?

Wat heb je geleerd vandaag?

Wat vond je leuk aan deze les? 

Heeft iemand vragen?

Fijne dag