Onderzoek doen 1.2 kans en variabele

P3: Onderzoek doen

1.2 Kans en variabele
1.4 Model en Hypothese
2.2 Indicatoren en categorieën
2.4 samenhang 
4.3 Onderzoek doen
4.4 Eisen aan onderzoek

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

P3: Onderzoek doen

1.2 Kans en variabele
1.4 Model en Hypothese
2.2 Indicatoren en categorieën
2.4 samenhang 
4.3 Onderzoek doen
4.4 Eisen aan onderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen hele periode (t/m maart):
- Je kunt een eigen onderzoek bedenken, variabelen benoemen, een conceptueel model maken en een hypothese opstellen.
- Je kunt betrouwbare bronnen gebruiken als basis voor je onderzoek (theoretisch kader) = voor (apart) v-cijfer!
- Je kunt je eigen onderzoek opzetten en uitvoeren
- Je weet waar je bij het onderzoeken rekening mee moet houden (betrouwbaarheid, validiteit, representativiteit).
- Je kan de resultaten van je onderzoek analyseren en conclusies trekken.
- Je kan reflecteren op de sterke en zwakkere punten van je onderzoek.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- In eigen woorden kunnen uitleggen wat een variabele is. 
- Het verschil kennen tussen een wetmatigheid bij exacte vakken en bij sociale wetenschap.
-Variabelen kunnen bedenken bij jouw (voorlopige) onderzoeksonderwerp.

Slide 3 - Tekstslide

Welk onderzoeksonderwerp heb jij bedacht? (je mag later nog switchen)

Slide 4 - Woordweb

Waarom doen we onderzoek?
- om oorzaken van problemen te vinden.
- zodat we beleid kunnen maken om de problemen op te lossen.
- om de wereld beter te begrijpen (rationalisering....)

Slide 5 - Tekstslide

Wetmatigheid

Bij exacte vakken (Na, Sk, Wis)
Is altijd waar (bijv. zwaartekracht)


Bij sociale wetenschap
Is het niet altijd of voor iedereen waar. 
We spreken van kans

Bijv. er is een grote(re) kans dat jongeren die veel spijbelen later crimineel gedrag gaan vertonen.

Slide 6 - Tekstslide

Variabele
De kans dat iets gebeurt, hangt ergens vanaf.
Waar vanaf? --> Dat heet een variabele:
een kenmerk van een actor of samenleving dat kan variëren.

Slide 7 - Tekstslide

Bijv:
De kans op diabetes is groter voor mensen met overgewicht.
Er is een grotere kans dat Felix hoogopgeleide ouders heeft.
Er is een kleine kans dat de bestuurder in een topfunctie een vrouw is.

Slide 8 - Tekstslide

Welke variabele(n) zouden passen bij jouw onderzoek? (onderwerp & variabele aub)

Slide 9 - Open vraag

Maak opdracht 11
timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk maandag:
Maak opdracht 11
Vorm een duo voor het onderzoek.

Slide 11 - Tekstslide

les 2

Slide 12 - Tekstslide

Een onderzoeksvraag opstellen
Voorbeeld: 
‘Zijn kinderen die meer dan 1 uur per dag op sociale media kijken minder gelukkig dan kinderen die minder dan 1 uur per dag op sociale media kijken?’


Slide 13 - Tekstslide

Zoek op (google)...
"KINDEREN VOELEN ZICH LELIJK DOOR SOCIAL MEDIA"
Klik op het artikel van metronieuws en lees het ( Je krijgt 3 min).

Wordt de vraag van de vorige slide bevestigd? 
‘Zijn kinderen die meer dan 1 uur per dag op sociale media kijken minder gelukkig dan kinderen die minder dan 1 uur per dag op sociale media kijken?’

Slide 14 - Tekstslide

Variabelen

"Is het opleidingsniveau van de ouders van een leerling invloed op de schoolresultaten van die leerling?"

Opleidingsniveau ouders ------------> schoolresultaten

Slide 15 - Tekstslide