les 9 hoofstuk 1

Les 9 hoofdstuk 1
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Les 9 hoofdstuk 1

Slide 1 - Tekstslide

Organisatie tijd
boeken op tafel
Pen
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Lees/ Verwerkingstijd
Maak vraag 2 en 4 blz. 26-27 werkboek.
Ga daarna verder met de afsluiting op blz. 20 van je werkboekje
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Lestijd 10 minuten

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide


Regenten

  • In tegenstelling tot andere landen hadden de (rijke) burgers in de Republiek veel meer macht en invloed dan de adel.
  • Veel van deze burgers waren enorm rijk geworden door de handel (in de steden)
  • Deze groep rijke burgers noem je regenten.
  • Bijna alle belangrijke banen waren in handen van de regenten.



Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je weet wie Van Oldenbarnevelt was en waarom hij is vermoord.

2. Je weet de jaartallen van de 80-jarige oorlog en het Twaalfjarige Bestand.

3. Je wanneer het rampjaar was en waarom dit het rampjaar wordt genoemd.

Slide 7 - Tekstslide

Welke eeuw was de Gouden Eeuw?
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw

Slide 8 - Quizvraag

Wat wordt er met het begrip 'Republiek' bedoeld?

A
De naam van Nederland in de 16e t/m de 18e eeuw.
B
Een staat zonder vorst zoals een koning of een keizer.
C
Ergens tegen in opstand komen.
D
Als burgers wetten maken en niet een vorst.

Slide 9 - Quizvraag

De Nederlanden waren in de Gouden eeuw een.........
A
Democratie
B
Oligarchie
C
Monarchie
D
Koninkrijk met absoluut vorst

Slide 10 - Quizvraag

Wie hadden de meeste macht in de Nederlandse Republiek?
A
De koning en zijn hofhouding
B
De regenten uit rijke families
C
De hardwerkende mannen en vrouwen

Slide 11 - Quizvraag

Wat wordt er bedoelt met 'de beurs'?
A
Het gebouw waar kooplieden hun geld konden inwisselen om te handelen.
B
Het gebouw waar zeevaarders konden rusten voor een nieuwe tocht.
C
Het gebouw waar alle handelsspullen opgeslagen werden.
D
Het gebouw waar kooplieden samen komen om handel te drijven.

Slide 12 - Quizvraag

Producten opslaan om later te verhandelen noem je:
A
handelskapitalisme
B
stapelmarkt
C
VOC-principe
D
pakhuispolitiek

Slide 13 - Quizvraag

Wat is specialisatie?
A
Als je een speciale werknemer bent
B
Als je nog maar één product gaat maken
C
Als je nog maar één product gaat kopen
D
Als je nog maar één werknemer hebt

Slide 14 - Quizvraag

Een schip dat vanuit Amsterdam naar de landen rond de Oostzee vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout

Slide 15 - Quizvraag


Een schip dat vanuit de landen rond de Oostzee naar Amsterdam vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout

Slide 16 - Quizvraag


VOC staat voor
A
Vereniging Oost-Indische Compagnie
B
Verenigde Oost-Indie Compagnie
C
Verenigde Oost-Indische Compagnie
D
Verenigde Oost-Indische Campagne

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer werd de VOC opgericht?
A
1621
B
1602
C
1601
D
1618

Slide 18 - Quizvraag


De VOC bracht naar Europa:
A
Slaven
B
Aardappels
C
Specerijen
D
Maïs

Slide 19 - Quizvraag

De Staten Generaal gaf de VOC speciale rechten:
A
handelsmonopolie
B
vrede sluiten en oorlog voeren
C
aandelen verkopen
D
een multinational

Slide 20 - Quizvraag

Welke conclusie kun je trekken na het zien van dit plaatje?
A
VOC voerde niet alleen handel en maar ook oorlog
B
VOC maakte kanonnen
C
VOC hield van mode
D
VOC had weinig wapens

Slide 21 - Quizvraag

In welk opzicht was de VOC uniek in de wereld?
A
Eerste bedrijf met winst uit handel
B
Eerste bedrijf met aandelen
C
Eerste bedrijf in de handel met specerijen
D
Eerste bedrijf in de handel met slaven

Slide 22 - Quizvraag

Welke (tijds)volgorde is juist?
A
VOC - WIC - Oostzeehandel
B
Oostzeehandel - VOC - WIC
C
Oostzeehandel - WIC - VOC
D
VOC - Oostzeehandel - WIC

Slide 23 - Quizvraag

Waar hield de WIC zich niet mee bezig?
A
Slavenhandel
B
Veroveringen
C
Driehoekshandel
D
Specerijenhandel

Slide 24 - Quizvraag

Hoe heet de gevangenis waar de mannen worden ondergebracht?
A
Spinhuis
B
Tuchthuis
C
Rasphuis
D
Slagershuis

Slide 25 - Quizvraag


➤Waar of niet waar?

Oorlog en vervolging zorgden ervoor dat grote groepen mensen uit de Republiek wegvluchtten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Wie van deze personen was een bekende filosoof?
A
Spinoza
B
Rembrandt
C
Hals
D
Van Leeuwenhoek

Slide 27 - Quizvraag

16. Om welke schildertechniek werd Rembrandt NIET bekend?:
A
Levensecht schilderen van mensen
B
Het afwisselen van details met ruwe kwaststreken
C
Indrukwekkende wolkenluchten
D
Afwisselen van licht en donker

Slide 28 - Quizvraag

Spinoza
A
microscoop
B
bacterien
C
telelens
D
filosofie

Slide 29 - Quizvraag

Lees de bron:

Welke bewering over de bron is niet juist?
A
Spinoza vond dat iedereen mocht zeggen wat hij wil.
B
Spinoza was geen immigrant.
C
Spinoza was voor godsdienstvrijheid.
D
Spinoza´s vrijheid werd eerst Beperk door de regels van de een Joodse geloofsgroep.

Slide 30 - Quizvraag

Wie ontdekte het slingeruurwerk?
A
Hugo de Groot
B
Antoni van Leeuwenhoek
C
Piet Hein
D
Christiaan Huygens

Slide 31 - Quizvraag

Pauzemomentje
timer
4:00

Slide 32 - Tekstslide

Werktijd max. 20 min.
  1. Maak de vragen bij les  7 en 8 in je werkboekje af
  2. Klaar? Begin met het herhalen en lees paragraaf 1.1
timer
20:00
timer
10:00
timer
15:00

Slide 33 - Tekstslide

Afsluiting
Schrijf 3 woorden op die je deze les hebt geleerd en licht deze toe
timer
5:00

Slide 34 - Tekstslide