1. Zet de tekst op de juiste volgorde
2. Schrijf per alinea op welk tekstgedeelte het is (inleiding, middenstuk, slot)
3. Schrijf op: wat aan de alinea is kenmerkend voor dit tekstgedeelte? Hoe kun je zien dat het hoort bij de inleiding of bij het middenstuk of slot?
KLAAR? MAAK DE EXTRA'S