Doel-middel = je moet iets doen/gebruiken om iets te bereiken.
- signaalwoorden: om, door, door middel van etc.
Tijdsvolgorde = het geeft aan wanneer iets gebeurt.
- signaalwoorden: eerst, toen, daarna, ten slotte etc.
Voorwaarde = geeft aan dat iets/iemand eerst ergens aan moet voldoen voordag iets anders kan worden uitgevoerd.
- signaalwoorden: als, mits, indien, tenzij