Formuleren; Meer oefenen met verwijzen

Welkom bij Nederlands
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Start van de les!
Bij de start van de les heb je op tafel:
- Je boek Nieuw Nederlands
- Je leesboek.
- Je laptop
- Je schrift 
- Je pen/etui


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stillezen.... 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk nakijken

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp
De dirigent is voor het optreden zijn bladmuziek vergeten.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Meer oefenen met verwijzen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelstellingen:
  • Je leert verwijswoorden op de goede manier gebruiken. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer oefenen met verwijswoorden
Sommige verwijswoorden lijken erg op elkaar. Bijvoorbeeld:
me, mij en mijn  of;
je, jou en jouw

Je moet goed weten wanneer je wat gebruikt. Maar wanneer gebruik je welk verwijswoord?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo gebruik je de verwijswoorden:

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vorige maand bezocht mijn familie uit Australië ons en
 ...            was echt een verassing.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 15 - Sleepvraag

Herhaling paragraaf 3.
Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Marlea's vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
drumstel
hij
zij
het
ze

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn allemaal
bezittelijk voornaamwoorden?
A
jouw, mij, uw
B
jou, mijn, uw
C
jouw, mijn, uw
D
jou, mijn, u

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN bezittelijk voornaamwoord?
A
me
B
mijn
C
je
D
jouw

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een bezittelijk voornaamwoord
A
Hij
B
Hem
C
Zijn
D
Is

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

‘Ik’ is een persoonlijk / bezittelijk voornaamwoord.
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik pak ..... telefoon
A
mijn
B
zijn
C
uw
D
hullie

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

U pakt ..... telefoon
A
mijn
B
zijn
C
uw
D
hullie

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maken: opdracht 1 t/m 6 (blz. 216)

klaar? 
Ga online oefenen met 'meer oefenen met verwijzen'   



Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies