HEY 5.2 Monopolie

5.2 Monopolie
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

5.2 Monopolie

Slide 1 - Tekstslide

Deelvraag
Hoe bepaalt een monopolist de prijs en welke invloed heeft dat op de welvaart?

Slide 2 - Tekstslide

Kenmerken monopolie (h)
  • Enige aanbieder (van 1 product)
  • Hoge toetredingsdrempels
  • Niet transparant
  • Prijszetter (!)

Slide 3 - Tekstslide

Prijsdiscriminatie
Een monopolist (maar ook sommige andere marktvormen) kunnen aan prijsdiscriminatie doen: Een verschillende prijs voor verschillende personen hanteren.

Kent iemand voorbeelden?

Slide 4 - Tekstslide

Octrooirecht​
​Octrooi = alleenrecht om een uitvinding te mogen produceren en verkopen.​​

  • Uitvinder moet dit aanvragen bij Europees Octrooibureau.​
  • Uitvinding moet inventief zijn en industrieel toepasbaar.​
  • Octrooi geldt max. 20 jaar.

Slide 5 - Tekstslide

Collectieve vraaglijn = prijsafzetlijn
De collectieve vraaglijn is ook de prijsafzetlijn van de monopolist, want de prijsafzetlijn geeft weer hoeveel de monopolist verkoopt bij verschillende prijzen.

Slide 6 - Tekstslide

Prijsafzetlijn

Als we de vraaglijn van de totale markt tekenen, tekenen we de vraaglijn als een doorgetrokken lijn. Deze noemen we ook wel de prijsafzetlijn (curve). Deze geeft dus het verband weer tussen de prijs en de totale (collectieve) vraag.



Slide 7 - Tekstslide

Uitleg: maximale winst
prijsnemer, prijszetter, monopolie
  • MO = MK
  • MK, bij iedere aanbieder gelijke functie (TK = TVK + TCK)
  • prijsafzet is anders!
  • dus TO, omzet (prijs x hoeveelheid) en daarmee de MO

Slide 8 - Tekstslide

Break evenpunt
blz. 135

Slide 9 - Tekstslide

Monopolie, surplus en welvaartsverlies

Slide 10 - Tekstslide

Monopolie
TK= 1Q

Bereken het
Consumenten surplus:
Producenten surplus:
-----------------------------------
Totale welvaart:

Slide 11 - Tekstslide

Monopolie
TK= 1Q

Bereken het
Consumenten surplus:
(9-6)*300*0,5 = €450,-
Producenten surplus:
(6-1)*300= €1500,-
-----------------------------------
Totale welvaart: €1950,-

Slide 12 - Tekstslide

Welvaartsverlies
Het verschil tussen de totale surplussen van volkomen concurrentie en een andere marktvorm noemen we het welvaartsverlies.

In het voorbeeld is het welvaartsverlies van monopolie dus gelijk aan ..............................................................................

Welvaart:  VC: €3200  Oli:€2750  Mono:€1950

Slide 13 - Tekstslide

Bij een monopolie
A
is de prijs een gegeven
B
is de prijsafzetlijn een dalende lijn
C
geldt P=GO=MO
D
maakt de producent altijd winst

Slide 14 - Quizvraag

In vergelijking met volledige mededinging levert een monopolie minder welvaart op omdat
A
het producenten- surplus kleiner is
B
er minder verhandeld wordt tegen een hogere prijs
C
er geen rekening gehouden wordt met neg. externe effecten
D
er prijsdifferentiatie wordt toegepast

Slide 15 - Quizvraag

Wat is prijsdiscriminatie?
A
Het hanteren van een vaste prijs voor alle producten
B
Het hanteren van verschillende prijzen voor hetzelfde product
C
Het hanteren van dezelfde prijs voor verschillende producten
D
Het hanteren van een prijs gebaseerd op de productiekosten

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag
5.2 Monopolie lezen 
Maken opdr. 5.6 t/m 5.10

Slide 17 - Tekstslide