VWO 4 Thema 1 B2 Organen, weefsels en cellen

VWO 4 biologie

Biologie voor jou Max


  Thema 1 Inleiding in de biologie


B2

Organen, weefsels en cellen

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

VWO 4 biologie

Biologie voor jou Max


  Thema 1 Inleiding in de biologie


B2

Organen, weefsels en cellen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesprogramma B2
  • Herhalingsopdracht B1
  • Leerdoelen Basisstof 2 (2 minuten)
  • Uitleg B2 deel 1 (5-10 minuten)
  • Zelfstandig opdracht 22 t/m 26 maken (max. 5 minuten)
  • Uitleg B2 deel 2 (5-10 minuten)
  • Opdracht 27 t/m 39 maken (max. 10 minuten)
  • Eerder klaar? Neem context Leefwereld 'Sluipwesp helpt chirurgen door' en maak de bijbehorende opdrachten 40 t/m 42
  • Oefen de Flitskaarten en maak Test Jezelf als laatste
  • Lesafsluiter B2 (5 minuten)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen B2
1. organenstelsels, organen, weefsels en cellen bij een mens herkennen en hun kenmerken en functies kunnen beschrijven

2. de gezamenlijke functie van groepen cellen, weefsels, organen en orgaanstelsels beschrijven

3. het verband aangeven tussen vorm en functie bij (delen van) organismen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Link

Deze slide heeft geen instructies

orgaanstelsels

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Orgaanstelsels met organen
  • groep samenwerkende organen die gezamenlijk één hoofdfunctie hebben.

  • Middenrif scheidt romp in borstholte en buikholte.

Slide 9 - Tekstslide

Een orgaanstelsel bestaat uit een aantal organen die samen een bepaalde functie uitoefenen. Voorbeelden van orgaanstelsels zijn het verteringsstelsel, het ademhalingsstelsel en het bloedvatenstelsel. In afbeelding 8 zie je een torso van een vrouw waarbij de ribben zijn weggenomen. Van verschillende organen is de naam aangegeven. Het middenrif scheidt de romp in de borstholte en de buikholte en is betrokken bij de ademhaling. In afbeelding 9 zie je twee dwarsdoorsneden van de romp van een mens.
Torso met middenrif
Slokdarm, aorta en onderste holle ader gaan door middenrif

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dwarsdoorsneden van de romp
Borstholte
Buikholte

Slide 11 - Tekstslide

Het middenrif scheidt de romp in de borstholte en de buikholte en is betrokken bij de ademhaling. In afbeelding 9 zie je twee dwarsdoorsneden van de romp van een mens.
Verteringsstelsel
Functie

Kleine opneembare stukjes van voedsel maken die kunnen worden opgenomen door het lichaam. 

Slide 12 - Tekstslide

Een orgaanstelsel bestaat uit een aantal organen die samen een bepaalde functie uitoefenen. Voorbeelden van orgaanstelsels zijn het verteringsstelsel, het ademhalingsstelsel en het bloedvatenstelsel. In afbeelding 8 zie je een torso van een vrouw waarbij de ribben zijn weggenomen. Van verschillende organen is de naam aangegeven. Het middenrif scheidt de romp in de borstholte en de buikholte en is betrokken bij de ademhaling. In afbeelding 9 zie je twee dwarsdoorsneden van de romp van een mens.
Beenderenstelsel (skelet)
Functie

  • Organen beschermen
  • Maakt beweging mogelijk
  • Geeft vorm aan lichaam
  • Stevigheid
  • Aanmaak bloedcellen (beenmerg)

Slide 13 - Tekstslide

Een orgaanstelsel bestaat uit een aantal organen die samen een bepaalde functie uitoefenen. Voorbeelden van orgaanstelsels zijn het verteringsstelsel, het ademhalingsstelsel en het bloedvatenstelsel. In afbeelding 8 zie je een torso van een vrouw waarbij de ribben zijn weggenomen. Van verschillende organen is de naam aangegeven. Het middenrif scheidt de romp in de borstholte en de buikholte en is betrokken bij de ademhaling. In afbeelding 9 zie je twee dwarsdoorsneden van de romp van een mens.
Spierenstelsel 
Functie

  • Maakt beweging mogelijk

Slide 14 - Tekstslide

Een orgaanstelsel bestaat uit een aantal organen die samen een bepaalde functie uitoefenen. Voorbeelden van orgaanstelsels zijn het verteringsstelsel, het ademhalingsstelsel en het bloedvatenstelsel. In afbeelding 8 zie je een torso van een vrouw waarbij de ribben zijn weggenomen. Van verschillende organen is de naam aangegeven. Het middenrif scheidt de romp in de borstholte en de buikholte en is betrokken bij de ademhaling. In afbeelding 9 zie je twee dwarsdoorsneden van de romp van een mens.
Bloedvatenstelsel 
Functie

  • Vervoert bloed met zuurstof en voedingsstoffen naar de organen. 

  • Vervoert bloed met CO2 en andere afvalstoffen naar nieren en longen. 

Slide 15 - Tekstslide

Een orgaanstelsel bestaat uit een aantal organen die samen een bepaalde functie uitoefenen. Voorbeelden van orgaanstelsels zijn het verteringsstelsel, het ademhalingsstelsel en het bloedvatenstelsel. In afbeelding 8 zie je een torso van een vrouw waarbij de ribben zijn weggenomen. Van verschillende organen is de naam aangegeven. Het middenrif scheidt de romp in de borstholte en de buikholte en is betrokken bij de ademhaling. In afbeelding 9 zie je twee dwarsdoorsneden van de romp van een mens.
Ademhalingsstelsel 
Functie

  • Opnemen van zuurstof
  • Afgeven van CO2

Slide 16 - Tekstslide

Een orgaanstelsel bestaat uit een aantal organen die samen een bepaalde functie uitoefenen. Voorbeelden van orgaanstelsels zijn het verteringsstelsel, het ademhalingsstelsel en het bloedvatenstelsel. In afbeelding 8 zie je een torso van een vrouw waarbij de ribben zijn weggenomen. Van verschillende organen is de naam aangegeven. Het middenrif scheidt de romp in de borstholte en de buikholte en is betrokken bij de ademhaling. In afbeelding 9 zie je twee dwarsdoorsneden van de romp van een mens.
Zenuwstelsel 
Functie

  • Aansturen van spieren en het verwerken van informatie uit zintuigen. 

Slide 17 - Tekstslide

Een orgaanstelsel bestaat uit een aantal organen die samen een bepaalde functie uitoefenen. Voorbeelden van orgaanstelsels zijn het verteringsstelsel, het ademhalingsstelsel en het bloedvatenstelsel. In afbeelding 8 zie je een torso van een vrouw waarbij de ribben zijn weggenomen. Van verschillende organen is de naam aangegeven. Het middenrif scheidt de romp in de borstholte en de buikholte en is betrokken bij de ademhaling. In afbeelding 9 zie je twee dwarsdoorsneden van de romp van een mens.

Slide 18 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat was je procentuele score?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies



Elke cel heeft eigen vorm en functie. 
Weefsel
= een groep van een of meer verschillende celtypen die een gemeenschappelijke functie hebben. 

Slide 20 - Tekstslide

Bij meercellige organismen zijn de organen opgebouwd uit verschillende typen weefsels. Een weefsel is een groep van een of meer verschillende celtypen die een gemeenschappelijke functie hebben. Bij meercellige organismen ontstaan bij de ontwikkeling verschillende soorten cellen, zoals huidcellen, zenuwcellen en beencellen. Deze cellen hebben allemaal een eigen vorm en functie. Vorm en functie hangen nauw met elkaar samen. In je lichaam komen verschillende soorten weefsels voor. In afbeelding 10 zie je drie voorbeelden. Van elke soort weefsel bestaan verschillende typen.

Weefseltypen
Bekleedt en beschermt inwendige en uitwendige lichaamsoppervlakken. 
Bestaat uit zenuwcellen en gliacellen. Zenuwcellen geven informatie door (daarom sterk vertakt). 
Samentrekken zodat beweging mogelijk is. 

Slide 21 - Tekstslide

Op verschillende plaatsen in je lichaam komt dekweefsel voor (BiNaS tabel 80B). Dit weefsel bekleedt en beschermt inwendige en uitwendige lichaamsoppervlakken. Holle organen zoals de longen en het darmkanaal zijn bekleed met dekweefsel dat slijmvlies wordt genoemd. Ook de binnenkant van je mond is bedekt met slijmvlies, het wangslijmvlies. Slijmvlies heeft een beschermende functie. De bovenste laag van je huid, de opperhuid, is een ander type dekweefsel. Alle typen dekweefsels hebben gemeenschappelijke kenmerken. De cellen zijn vaak rechthoekig en liggen heel dicht tegen elkaar aan.

Zenuwweefsel vind je in de organen van je zenuwstelsel: in je hersenen, je ruggenmerg en je zenuwen. Zenuwweefsel bestaat uit zenuwcellen en gliacellen. Zenuwcellen geven informatie door, waarvoor ze sterk vertakte uitlopers bezitten die een netwerk vormen. Gliacellen voorzien zenuwcellen onder andere van voeding. 

Spierweefsel bestaat uit cellen die kunnen samentrekken en zo beweging mogelijk maken (BiNaS tabel 80E).
Maak nu opdracht 22 t/m 26
Je hebt hier 5 minuten voor!

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Relatie tussen soort tussencelstof en functie weefsel.

Bindweefsel
- Geeft steun en vorm aan organen, verbindt lichaamsdelen en vult ruimten tussen organen op. 
- cellen ver uit elkaar,  daartussen vezels en tussencelstof.

pezen --> stevige vezels 
aders --> elastische vezels

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhouding kalkzouten vs. collageenvezels. 

Slide 24 - Tekstslide

Bij veel weefsels liggen de cellen niet direct tegen elkaar aan, maar komt tussencelstof voor. Het soort tussencelstof hangt samen met de functie van het weefsel. De tussencelstof kan bijvoorbeeld ter versteviging dienen. De celwand bij planten is tussencelstof en geeft de cel stevigheid.
In bindweefsel liggen cellen relatief ver uit elkaar, met daartussen verschillende soorten vezels en tussencelstof. Bindweefsel geeft steun en vorm aan afzonderlijke organen bij een dier. Het verbindt de lichaamsdelen onderling en het vult ruimten tussen organen op. De functie van het bindweefsel bepaalt het type vezel, de dichtheid ervan en het soort tussencelstof:
• In pezen zitten bijvoorbeeld veel stevige vezels.
• In de wand van grote slagaders zitten veel elastische vezels.
• Vezels die een netwerk vormen, geven ondersteuning aan organen, zoals de lever en de milt.

In beenweefsel (zie afbeelding 12.1) bevinden zich tussen de cellen kalkzouten en collageenvezels. De kalkzouten geven stevigheid aan beenweefsel. Collageenvezels zijn lijmvormende vezels die in beenweefsel zorgen voor de samenhang en elasticiteit van het weefsel. Beenweefsel zou zonder collageenvezels hard, maar ook heel bros zijn en gemakkelijk breken. In de kanaaltjes in het beenweefsel bevinden zich bloedvaten en zenuwen.
Kraakbeenweefsel bestaat uit veel tussencelstof waarin groepjes van twee of drie cellen tegen elkaar aan liggen (zie afbeelding 12.2). De tussencelstof bevat bij kraakbeen minder kalkzouten, maar meer collageenvezels. Die zorgen ervoor dat het kraakbeen elastisch en buigzaam is. Hierdoor kan het weefsel enigszins vervormen.
Botten
langwerpige holle botten zodat
  • deze zo licht mogelijk zijn
  • sterk zijn

Beenbalkjes in de richting waar de grootste krachten opgevangen moeten worden

Slide 25 - Tekstslide

Beenbalkjes: weefsel in de vorm van balkjes met beenmerg ertussen. 

Beenmerg is het weke weefsel in het binnenste deel van onze botten. Het is een sponsachtig, rood weefsel. In het beenmerg zitten moeder- of stamcellen. 
Voet
gewelfde vorm van de voet zodat
  • schokken opgevangen kunnen worden
  • gewicht gedragen kan worden

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat was je procentuele score?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat was je procentuele score?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak in tweetallen nu opdracht 27 t/m 39
Je hebt hier 10 minuten voor!

Ben je klaar?
 Oefen de flitskaarten en Test Jezelf van B2 

Neem daarna Wetenschappelijke context 'Sluipwesp helpt chirurgen' door en maak de opdrachten 40 t/m 42

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesafsluiter

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een orgaan bestaat uit verschillende weefsels.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een weefsel
A
Cellen in verschillende organen met een vorm en functie
B
de cellen in een orgaan
C
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is een orgaanstelsel
A
een groep cellen die samen één functie uitoefenen
B
een groep organen dat samen één functie uitoefent
C
meerdere weefsels die samen één functie uitoefenen

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van groot naar klein organisatieniveau
A
orgaanstelsel-weefsel-orgaan- molecuul -cel
B
orgaanstelsel-orgaan-weefsel-cel-molecuul
C
orgaan-orgaanstelsel-weefsel-cel- molecuul
D
molecuul -cel-weefsel-orgaan-orgaanstelsel

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij beenweefsel bevat de tussencelstof meer kalkzouten dan bij kraakbeenweefsel
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij kraakbeenweefsel liggen de cellen in groepjes van 2 of 3 cellen tegen elkaar
A
juist
B
onjuist

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is biomimicry?
A
wetenschap die aan mimiek doet
B
wetenschap die de natuur imiteert
C
wetenschap die producten uit de natuur haalt
D
wetenschap die voorbeelden uit de natuur bestudeert en gebruikt voor producten of om problemen op te lossen

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les
BS 3: Plantaardige cellen en dierlijke cellen 

Microscoop (bestudeer alvast de namen!)

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies