Pijn

Pijn
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Pijn

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat versta je onder pijn?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is pijn?
  • Wat de cliënt zegt wat het is
  • Wanneer de cliënt zegt dat het is 



  • Een onplezierige sensorische en/of emotionele ervaring
  • Een waarschuwing 

Slide 3 - Tekstslide

Pijn is een subjectieve gewaarwording
Pijn veroorzaakt altijd een verstoring van het evenwicht van 1 of meer gezondheidspatronen
Waardoor ontstaat pijn?

Slide 4 - Open vraag

Lichamelijke oorzaken
Pijn van verdriet (kan zich ook lichamelijk uiten)
Oorzaken
Beschadiging van het lichaam
Infectie
Tumorgroei
Beknelling
Overbelasting
Vermoeidheid
Spanning en stress

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Teken met je team de anatomische weg van de pijn, wanneer jij je teen stoot.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

1
Je stoot je teen
2
Op de beschadigde plek wordt prostaglandine aangemaakt.
Die helpt bij het doorgeven van de pijnprikkel
3
De prostaglandine prikkelt de uiteinde van de zenuwen die in de huid,  spieren of gewrichten ligt.
4
De Nociceptor ziet de beschadiging
De prikkel gaat via de zuwbaan naar de hersenen
5
Bewustzijn zet de prikkel om in pijn
Pijnregelsysteem=thalmus

Slide 8 - Tekstslide

Prostaglandine is een hormoonachtige stof die helpt bij het doorgeven van de pijnprikkel.

Nociceptoren= uiteinden van de zenuw
Hoe ontstaat pijn?
Pijn is een natuurlijke beschermingsmechanisme.
Pijn wordt waargenomen op 2 niveaus:

1. Perifeer (de plek waar het pijn doet)
2. Centrale niveau (de plaats in de hersenen waar de pijnprikkel ontvangen wordt)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwstelsel
  • Centraal zenuwstelsel (blauw)

  • Perifeer zenuwstelsel (groen)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten pijn
  • Uitwendige pijn
  • Inwendige pijn
  • Acute pijn = pijn die plotseling optreedt
  • Chronische pijn  = pijn die langer dan 3 - 6 maanden aanhoudt

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

acute pijn
Heeft een waarschuwende functie
Is van recente omvang
Is voor beperkte duur
Chronische pijn
Heeft geen signaalfunctie meer
Uitwendige pijn
De verwonding is zichtbaar
Inwendige pijn
Is niet zichtbaar.
Kan zeurend, stekend of brandend zijn.
Fantoompijn
Alle pijnlijke gevoelens die in  het ontbrekende lichaamsdeel worden ervaren. De afgesneden zenuwbaan ontvangt signalen die geregistreerd worden als pijn

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nociceptieve pijn
Beschadiging van huid, pees of botweefsel (brandwond)
Viscerale pijn bij hol orgaan (darmontsteking)

Neuropatische pijn
Beschadiging van zenuwweefsel.
Schietende, brandende pijn.
Kan ontstaan door letsel of operatie.



Slide 13 - Tekstslide

Nociceptieve pijn is pijn die veroorzaakt wordt door actieve of dreigende weefselschade, die leidt tot activering van de perifere nociceptoren. (pijnreceptor)

Pijnreceptor: is een zenuwuiteinde dat gespecialiseerd is in het waarnemen van prikkels die een schadelijke invloed op het organisme kunnen hebben. Dergelijke prikkels wekken een gevoel van pijn op. 

Viscerale pijn: 
Weefselbeschadiging van interne organen. Prikkeling van de organen in borst en buikholte. Dof en knagend gevoel.
Oorzaken: Externe rek, onvoldoende doorbloeding, spierkramp. 
Pijn is ....
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pijn bij het snijden in je vinger is
A
Acute pijn
B
Chronische pijn
C
Viscerale pijn
D
Fantoompijn

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een brandwond kan de volgende pijn ontstaan
A
Nociceptieve pijn
B
Neuropatische pijn
C
Nociceptieve en neuropatische pijn
D
Fantoompijn

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Fantoompijn is..
A
Acute pijn
B
Chronische pijn

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat doet pijn met iemand?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe werkt het "ei" van Loeser?
  • Het ei bestaat uit 4 elkaar omvatten cirkels
  • De binnenste cirkel staat voor de reactie van de zintuigen op de pijnprikkel (nociceptie)
  • De tweede cirkel staat voor de gewaarwording van de pijn
  • De derde cirkel staat voor de pijnbeleving
  • De middencirkel staat voor het gedrag dat iemand vertoont

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pijngedrag
  • Pijngedrag is cultuur gebonden
  • Mannen en vrouwen gaan anders om met pijn
  • Pijn beïnvloedt ook de omgeving van degenen die lijdt
  • Pijn kan naast een lichamelijke of psychische context ook een cultuurgebonden iets zijn

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Culturele context van pijn
  • Pijn als passie 
  • Pijn die samenhangt met het vrouwelijke of het mannelijke (in verschillende culturen)
  • Pijn als expressie van religieuze gevoelens
  • Pijn in de sport
  • Pijn als onverwachte begeleider van veroudering of ziekte 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe meet je pijn?

Slide 24 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Meten is weten! Hoe meet je pijn?
  • Pijnanamnese afnemen
  • VAS score (Visuele Analoge Schaal) 
  • NRS score (Numeric Rating Scale)
  • REPOS score (Rotterdam Elderly Pain Observation Scale)
  • Pijn dagboek bijhouden

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VAS
VAS
NRS

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

REPOS
  • REPOS werkt met een instructiekaart waarop 10 gedragingen staan omschreven die als typerend worden gezien voor pijn. 
  • Als begeleider observeer je een persoon 2 minuten en geeft daarna punten voor elke gedraging. 
  • Daarna bekijk je de situatie met een beslisboom.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

REPOS is geschikt voor...
  • Dementerende
  • Cliënten met een verstandelijke beperking
  • Anderstaligen
  • Mensen met spraak - taal stoornis
  • Kinderen (inclusief baby's)
  • De palliatieve fase
 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de 10 punten.
Waarom zouden deze punten gekozen zijn voor de observatielijst, volgens jou?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

REPOS-beslisboom

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pijngewaarwording is ..
A
een pijnprikkel
B
bewust worden van de pijn
C
hoe je met pijn omgaat
D
therapie

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je aan pijn?

Slide 32 - Open vraag

Medicatie
Massage
Koude en warmte toepassing
Ontspanningsoefeningen
Aandacht/afleiding
Informatie verstrekken

Slide 33 - Tekstslide

Stap 1": is bij lichte tot matige pijn
(Paracetamol, ibuprofen, Diclofenac, Naproxen)
Stap 2: Matige tot hevige pijn
(Paracetamol met codeïne, Tramadol)
Stap 3: Hevige pijn
(Morfine, tramadol en/of paracetamol)
Stap 4: Morfine intraveneus)
Alternatieven voor medicatie
  • Oefentherapie
  • Praten met psycholoog of gedragstherapeut
  • Complementaire zorg (massage / mindfulness / meditatie)
  •  Acupunctuur of dry-needling
  • Zenuwblokkade
  • Bestraling
  • Wisselligging
  • Afleiding!

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo nu hebben we kort de basis besproken en maken de overstap naar de doelgroep EVB!

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Video

Deze slide heeft geen instructies