Verschillende landschappen in Nederland

les programma

  • Lesdoelen in de periode bekijken
  • Les verschillende landschappen
  • Zelf studie 
  • Werken aan opdracht
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

les programma

  • Lesdoelen in de periode bekijken
  • Les verschillende landschappen
  • Zelf studie 
  • Werken aan opdracht

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen periode 1
  • Je kunt uitleggen hoe het landschap in Nederland is ontstaan.
  • Je kunt verschillende landschapstypen beschrijven met de daarbij behorende kenmerken.
  • Je kunt beschrijven wat onder ecologie wordt verstaan.
  • Je kunt beschrijven wat onder successie wordt verstaan.
  • Je kunt het successiestadium herkennen aan de hand van de aanwezige beplanting.
  • Je kunt de fasen van de waterkringloop uitleggen.
  • Je kunt het nut en de noodzaak uitleggen van diverse waterkeringen en wallen langs watergangen.
  • Je kunt uitleggen wat retentiegebieden zijn, het doel van retentiegebieden noemen en retentiegebieden herkennen.
  • Je kunt uitleggen wat wadi's zijn, het doel van wadi's noemen en wadi's herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel deze les:
  • Je kunt verschillende landschapstypen beschrijven met de daarbij behorende kenmerken.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

les programma

  • Lesdoelen in de periode bekijken
  • Les verschillende landschappen
  • Zelf studie 
  • Werken aan opdracht

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Landschappen in Nederland
Landschappen in Nederland

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke verschillende landschappen ken jij? In welk landschap woon jij?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Duinlandschap
  • Vaak bij de kust (zee).
  • Zandheuvels
  • Strand
  • Weinig begroeiing 
  • Jonge en oude duinen

Slide 8 - Tekstslide

Het duinlandschap vinden we aan de kust. Het zijn de zanderige heuvels die ons tegen de zee beschermen. Maar ook het strand hoort onder het duinlandschap. Je vindt er hetzelfde zand. Zand bestaat uit grove korrels, waardoor het regenwater en makkelijk tussendoor naar beneden kan lopen. Dit betekent dat de zandgrond in de duinen het water niet lang vasthoudt, en dat maakt het voor planten soms best wel moeilijk om te groeien. En zonder plantenwortels die het zand vasthouden is het voor de wind makkelijk om het zand weg te blazen. Zo verplaatsen de duinen zich steeds een stukje. Hele kleine laagjes zand worden steeds een stukje verder geblazen. Maar de zee spoelt ook weer nieuw zand uit zee het strand op, daardoor worden de duinen dus steeds groter.
Er zijn twee soorten duinen, jonge duinen en oude duinen. De jonge duinen staan aan de zee, de oude duinen zijn wat verder bij de zee vandaan te vinden. De oude duinen liggen er al langer, en daar heeft de wind dus al meer tijd gehad om ze weg te blazen. Ze zijn daarom een stukje lager. Vroeger waren de oude duinen de kust, maar doordat er gedurende duizenden jaren steeds meer zand tegenaan is gelegd door de zee liggen ze nu verder het land in.
Naast het strand en de duinen horen ook de zandplaten onder het duingebied. Denk bijvoorbeeld aan de Waddenzee, waar als je als het eb is over de zandplaten kunt “wadlopen”.
Rivieren landschap
  • Ontstaat rond de rivier
  •  Rivieren nemen klei en zand mee uit bergen.
  • Overstroming 
  • Dijken

Slide 9 - Tekstslide

Verschillende rivieren uit de bergen verder weg in Europa stromen via Nederland naar de zee toe. Rondom de rivieren ontstaat een landschap door invloed van de rivier. De rivieren nemen fijne deeltjes zand en klei met zich mee. Dit spoelt de zee in, en zoals we eerder hebben gelezen komt dat zand uiteindelijk op het strand en in de duinen te liggen. De klei komt voornamelijk op de bodem van de zee te liggen. Maar als een rivier overstroomt, dan komt de klei op de grond te liggen. Zo is er rondom de rivieren veel “rivierklei” te vinden in de grond.
Rivieren veranderen na zo’n overstroming soms van ligging, waardoor oude stukken rivier droog komen te staan. Zo ontstaan er een soort kleine heuvels in het landschap, waardoor het niet helemaal vlak meer is.
Mensen hebben om de rivieren heen dijken gebouwd, om ervoor te zorgen dat ze niet meer kunnen overstromen. Langs de rivier ligt vaak een kleine dijk, en dan zijn er grote grasvelden. Op deze grasvelden kunnen boeren hun vee laten grazen. Achter deze grasvelden zijn grotere dijken, waar de rivier zelfs bij de grootste overstroming niet overheen komt. De grasvelden die nog wel kunnen overstromen worden de uiterwaarden genoemd.  
Veenlandschap
  • Veen
  • Hoogveen & laagveen
  • Turf

Slide 10 - Tekstslide

Het veenlandschap in Nederland is in twee delen onder te delen, het hoogveen en het laagveen. Maar wat is veen eigenlijk? Veen is een bodem die bestaat uit plantenresten die daar zolang gelegen hebben dat ze onderdeel van de grond zijn uitgaan maken. Op de plekken waar nu veen gevonden wordt was eerst een moeras, waar planten die afstierven onder ladingen andere planten en water kwamen te liggen. Hierdoor kon er geen zuurstof meer bij komen, wat tot gevolg had dat de planten niet op de normale manier afgebroken werden. Hierdoor ontstond veen. Het verschil in hoogveen en laagveen is hoe het ontstaan is. Het laagveen is ontstaan met behulp van grondwater, en hoogveen ligt hoger waardoor het grondwater geen invloed had. Het hoogveen is ontstaan met behulp van regenwater.
Het veen bleek als je het droogde in de brand te steken te zijn, in de vorm van turf. Hiermee kon je vroeger je huis warm stoken. Om ervoor te zorgen dat er genoeg turf was voor iedereen werd veen uit de grond gehaald, en op akkers gelegd om te drogen. Op de plekken waar het veen weggehaald werd kwam het grondwater al snel zo hoog te staan dat er sloten ontstonden. Soms braken de stukjes land tussen de sloten af, waardoor de sloten breder werden. Soms zelf zo breed dat er hele meren ontstonden, zoals bijvoorbeeld de Loosdrechtse Plassen.

Zandlandschap
  • Lijkt op duinlandschap
  • IJstijd 
  • Nat en droog

Slide 11 - Tekstslide

Het zandlandschap lijkt wel een beetje op het duinlandschap. Alleen komt dit zand niet alleen aan de kust voor. Het zand in het zandlandschap is hierheen geduwd door een grote gletsjer, in de één na laatste ijstijd. Uit Scandinavië kwam een stuk ijs langzaam onze kant op, en het duwde een lading zand voor zich uit. Toen het ijs ging smelten bleef het zand liggen, in de vorm van heuvels in bijvoorbeeld Utrecht of de Veluwe.
Het zandlandschap kan nat of droog zijn. Droge zandlandschappen zijn bijvoorbeeld de heide. Doordat boeren jarenlang hun schapen planten lieten eten op bepaalde plekken ontstonden gebieden waar het kaal gegeten was. Zonder plantenwortels werd water niet meer vastgehouden, en zo ontstonden zandvlaktes waar niets meer wilde groeien. Op andere plekken, bijvoorbeeld op de wat hoger gelegen gebieden, werd mest van de schapen gebruikt om met het zand te vermengen zodat ze er juist dingen konden laten groeien. Hier droogde de grond niet uit, waardoor er van alles kon groeien.
Hoog en laag Nederland

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Landschappen in Nederland 
https://www.natuurkennis.nl/landschappen/
We delen de Nederlandse landschappen
in op basis van bodemsoort
  • Klei 
  • Zand 
  • Veen
  • Löss 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Welke landschappen vind je in Nederland?
A
akkers en duinen
B
polders en rivieren
C
hoge bergen
D
woestijn

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk landschap zie je op de foto?
A
veenlandschap
B
zeekleilandschap
C
lösslandschap
D
rivierkleilandschap

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk landschap zie je op de foto?
A
veenlandschap
B
zeekleilandschap
C
rivierenlandschap
D
duinlandschap

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk landschap zie je op de foto?
A
zeekleilandschap
B
veenlandschap
C
rivierkleilandschap
D
zandlandschap

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Landschappen in Nederland

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit ga je leren vandaag:
  • Je maakt kennis met de verschillende landschappen in Nederland

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Landschappen
In Nederland zijn allerlei landschappen.

Je herkent een landschap aan verschillende dingen. 
Die noem je landschapskenmerken

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Landschappen
In Nederland komen de volgende landschappen voor:

  • bos
  • heide
  • duinen
  • stuifzand
  • water

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Landschappen
Landschappen zien er verschillend uit. 
Dat komt door de grondsoort

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grondsoorten
De bodem in Nederland kan bestaan uit zand, klei of veen.
Op zand groeit heide heel goed.
Op klei groeien de meest gewassen weer beter. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zandlandschap
Een zandlandschap heeft een zandbodem.
Die is vaak begroeid met bos of heide

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zandlandschap
Zand bestaat uit heel veel korreltjes steen.

Je vindt zandlandschap bijvoorbeeld op De Hoge Veluwe en De Sallandse Heuvelrug.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom houden veel boeren vee op een zandgrond?
A
omdat het vee zand eet
B
omdat de grond niet zo vruchtbaar is voor akkerbouw
C
omdat ze van dieren houden, en het gras groeit hier beter dus meer voer.
D
omdat vee minder snel in de zand bodem weg zakt en zich bezeert

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Boslandschap
In een bos heb je verschillende lagen, die allemaal hun eigen begroeiingen hebben.
Welke soorten bossen zijn er?
Soorten bossen. Er zijn ongeveer 3 soorten bossen: loofbossen, naaldbossen en tropische bossen. Er is ook nog een gemengd bos, daar staan loof- en naaldbomen door elkaar.
In het bos heb je 4 lagen waarin verschillende planten groeien. In Nederland is maar 10,6% van het land bos.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duinlandschap
Een duinlandschap herken je aan duinen.
Dicht bij de zee.

Een duinlandschap vind je bijvoorbeeld bij Texel of Schiermonnikoog. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duinlandschap
Langs de Nederlandse kust liggen duinen in een rij achter elkaar. Hoe zijn deze duinen eigenlijk ontstaan?


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zeekleilandschap
In het noorden van Nederland zit klei in de grond.
Klei lijkt op zand, alleen heeft het veel fijnere korreltjes. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zeekleilandschap
Je vindt zeekleilandschap onder meer bij Lauwersmeer en de Oosterschelde.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar?

Klei en zand bestaan allebei uit korreltjes steen
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Veenlandschap
Veen ontstaat in een moeras of ondiep water.
Het bestaat uit dode planten die naar de bodem zakken. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veenlandschap
In een veenlandschap vind je veel water.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veenlandschap
In de Middeleeuwen haalden mensen veen uit de bodem.
Ze lieten het drogen: dan krijg je turf.
Dat gebruikten ze als brandstof

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen klei en veen?
A
Klei: kleine zanddeeltjes Veen: dode planten
B
Veen is geen grondsoort, klei wel

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rivierlandschap
Er stromen grote rivieren door Nederland.
Langs die rivieren is het rivierlandschap

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

les programma

  • Lesdoelen in de periode bekijken
  • Les verschillende landschappen
  • Zelf studie 
  • Werken aan opdracht

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies