Afwijkend gedrag les 3 - 31 mei

Afwijkend gedrag les 3 - 31 mei
Afwijkend gedrag bij kinderen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Afwijkend gedrag les 3 - 31 mei
Afwijkend gedrag bij kinderen

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- Mededeling omgangskunde
- Afwijkend gedrag bij kinderen

Slide 2 - Tekstslide

Thema's
Autisme​

Faalangst​
ADHD​
Liegen​
Dyslexie/dyscalculie​
Breath holding spells​
Pestgedrag​
Stotteren​
Epilepsie







Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Autisme
Autisme wordt getest op basis van het gedrag. ​


Kenmerken van autisme: ​
Sociaal contact: vaak weinig vrienden, moeite met het contact maken met een ander, kijkt andere mensen niet aan, kan niet aanvoelen hoe een ander zich voelt. ​
Communicatie & taal: taalontwikkeling loopt vaak achter (behalve bij kinderen met Asperger), ze nemen dingen letterlijk ( bijvoorbeeld het gezegde: ik plak je achter het behang. Zij denken dat je dat echt gaat doen).​
Fantasiewereld: jonge kinderen hebben vaak een grote fantasie, maar bij kinderen met ASS is dit minder ontwikkeld. ​
Behoefte aan structuur en verzet tegen verandering: ze kunnen angstig of woedend worden als er iets veranderd. ​





Slide 5 - Tekstslide

Heeft een kind met autisme structuur en duidelijkheid nodig?
Ja
Nee

Slide 6 - Poll

ADHD (ADD)
ADHD betekent aandacht tekort/hyperactiviteitstoornis. ​

Aandacht tekort: dit betekent niet dat het kind aandacht te kort komt, maar met alle prikkels te binnen komen bij het kind. ​
Prikkelverwerking: ​
Wij kunnen belangrijke dingen scheiden van onbelangrijke dingen; wij filteren de informatie die we de hele dag door krijgen. Iemand met ADHD krijgt al die prikkels op dezelfde manier binnen en kan niet goed onderscheiden wat belangrijk is en wat niet belangrijk is. Iemand met ADHD heeft moeite met filteren. Dit leidt vaak tot gebrek aan concentratie.
Hyperactiviteit: door al die prikkels kan iemand onrustig raken en bijvoorbeeld lichamelijk actief worden (steeds met de benen bewegen, hoofd heen en weer draaien). 


Slide 7 - Tekstslide

Faalangst
Letterlijk de angst om te falen; om iets verkeerd te doen/te zeggen. ​

Komt vaak voor bij kinderen en jongeren.​
Dit uit zich in bijvoorbeeld hartkloppingen, hyperventilatie, transpireren. ​
Iedereen is wel een angstig om een bepaalde taak te doen; bijvoorbeeld presenteren voor de klas. Maar bij mensen met faalangst is de angst zo groot dat ze er vaak al dagen van te voren mee bezig zijn. 


Slide 8 - Tekstslide

Faalangst
De onderstaande situaties komen uit onderzoek naar voren als de faalangst top 5 op school:​

Een mondelinge beurt of voor het bord moeten komen.​
Een slecht cijfer terugkrijgen.​
De tijd vlak voor een repetitie.​
Een spreekbeurt houden.​
Blijven zitten.




Slide 9 - Tekstslide

2 vormen faalangst
Actieve faalangst: altijd alles goed willen doen. Goede cijfers halen, maar het nooit goed genoeg vinden. Juist doordat ze zo hard hun best doen, lukt het niet altijd. ​


Passieve faalangst: alles wat iemand doet leidt tot een mislukking, voor hun gevoel. Daarom doen ze juist niks meer. 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is actieve faalangst?
A
Niet durven falen bij activiteiten
B
Altijd alles goed willen doen
C
Alles wat iemand doet leidt tot een mislukking
D
Bang zijn om te falen bij alles met beweging

Slide 11 - Quizvraag

Dyslexie

Slide 12 - Woordweb

Dyscalculie

Slide 13 - Woordweb

Breath holding spells
Het zijn aanvallen waarbij kinderen hun adem inhouden, bijvoorbeeld van woede. ​

Doordat een kind heel boos, verdrietig of angstig is vergeten ze adem te halen. Ze lopen blauw/paars aan en kunnen hun bewustzijn verliezen. Ze komen daarna weer bij. ​
Dit komt vaak voor bij kinderen van 6 maanden tot 5 jaar oud. ​
Sommige kinderen gebruiken dit om aandacht te vragen, omdat ze weten wat ze moeten doen om zo’n aanval op te wekken. ​
Dit verdwijnt vaak als kinderen ouder worden en hun emoties leren te reguleren (mee om leren gaan). 



Slide 14 - Tekstslide

Dus... Wat vergeten kinderen bij breath holding spells?

Slide 15 - Open vraag

Pesten
- Verbaal
- Fysiek
- Achtervolgen
- Uitsluiten
- Door stelen of vernielen van spullen
- Door afpersing

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wat moet je doen als iemand dit heeft?
Bel 112 als iemand in een aanval blijft of bewusteloos blijft. ​

Zorg ervoor dat diegene zich niet kan bezeren, bijvoorbeeld aan harde punten van tafels/stoelen. Zorg voor een zachte omgeving, leg bijvoorbeeld kussens neer. ​

Slide 18 - Tekstslide

Hyperactiviteit
Taalontwikkeling loopt vaak achter
Problemen met lezen en schrijven
Aanvallen die ontstaan in de hersenen
ADHD
Autisme
Dyslexie
Epilepsie

Slide 19 - Sleepvraag

Aan de slag!
Opdrachten week 3 - 3.1 t/m 3.5

Slide 20 - Tekstslide