H1: Kun jij kopen wat je wilt? 1.1 Kun jij kopen wat je wilt? ( Pincode editie 7)

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Kun jij kopen wat je wilt?



1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Kun jij kopen wat je wilt?



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?

           
  • Bespreken PTA periode 1
  • Hoofdstuk 1: Kun jij kopen wat je wilt?
  • Theorie 1.1 Kun jij kopen wat je wilt?
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.1 Kun jij kopen wat je wilt?
Leerdoelen:

Aan het einde van deze les kun je

  • uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften
  • uitleggen welke twee middelen er zijn om in je behoeften te voorzien
  • drie manieren noemen om in je behoeften te voorzien
  • uitleggen wat prioriteiten stellen betekent

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je dat echt nodig?
In de economie gaat het om de behoeften die mensen hebben.

  • Basisbehoeften; de noodzakelijke levensbehoeften (voeding, kleding, woonruimte)

  • Overige behoeften; alles wat je leven beter of prettiger maakt (ook wel luxe behoeften)


Manier om in je behoeften te voorzien: consumeren = het kopen van goederen

Consument: Iemand die in zijn behoeften voorziet door iets te kopen









Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb ik nodig?
Middelen om in je behoeften te voorzien: Tijd en geld

  • Consumeren: Goederen of diensten kopen

  • Vrije goederen: goederen waar je gratis gebruik van kunt maken zoals frisse lucht, zonlicht en regenwater. 

  • Zelfvoorziening: zelf goederen maken zoals kleding of een moestuin

Prioriteiten stellen: belangrijkste eerst!








Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen met procenten
Altijd met een verhoudingstabel!

Je inkomen is €840, daarvan spaar je 15%. Hoeveel spaar je?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 1 t/m 12 op blz 10 t/m 12. Je mag overleggen. Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? 
Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Daarna help je een klasgenoot.

Slide 7 - Tekstslide

Sponsopdracht: 1b en c
1. Geld uitgegeven aan?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 2 blz 10
Kies het juiste antwoord.

Je bent in de supermarkt en koopt een flesje water, dit is een
A
basisbehoefte
B
overige behoefte

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 2 blz 10
Kies het juiste antwoord.

Een tijdschrift is een
A
basisbehoefte
B
overige behoefte

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 2 blz 10
Kies het juiste antwoord.

Door deze producten te kopen ben je aan het
A
concurreren
B
consumeren

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 2 blz 10
Kies het juiste antwoord.

Voor de supermarkt ben jij een
A
concurrent
B
consument

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 10
Kies het juiste antwoord.

Auto
A
basisbehoefte
B
overige behoefte

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 10
Kies het juiste antwoord.

Cola
A
basisbehoefte
B
overige behoefte

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 10
Kies het juiste antwoord.

Fiets
A
basisbehoefte
B
overige behoefte

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 10
Kies het juiste antwoord.

Huis
A
basisbehoefte
B
overige behoefte

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 10
Kies het juiste antwoord.

Schoenen
A
basisbehoefte
B
overige behoefte

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 10
Kies het juiste antwoord.

Spelcomputer
A
basisbehoefte
B
overige behoefte

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 10
Kies het juiste antwoord.

T-shirt
A
basisbehoefte
B
overige behoefte

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 10
Kies het juiste antwoord.

Vakantie
A
basisbehoefte
B
overige behoefte

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 10
Kies het juiste antwoord.

Water
A
basisbehoefte
B
overige behoefte

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 4 blz 10

Welke situaties zijn voorbeelden van consumeren?

A
Je gaat met vrienden buitenspelen op een sportveldje in de buurt
B
Je koopt een nieuwe telefoon van je verjaardagsgeld
C
Je koopt voor je moeder brood bij de bakker
D
Je laat je fiets repareren bij de fietsenmaker

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5 blz 11

Welke middelen heb je nodig?

Betalen van een nieuwe tv
A
Tijd en geld
B
Tijd
C
Geld

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5 blz 11

Welke middelen heb je nodig?

Uiteten gaan
A
Tijd en geld
B
Tijd
C
Geld

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5 blz 11

Welke middelen heb je nodig?

Hardlopen in het park
A
Tijd en geld
B
Tijd
C
Geld

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Twee activiteiten
zonder geld

Slide 26 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 7 blz 11

Juist of onjuist?

Als je niet genoeg middelen hebt, kun je niet altijd in je behoeften voorzien
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8. Vrije goederen

Slide 28 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

9. Vrije goederen
milieuvriendelijke energie

Slide 29 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 10a blz 11

Je kunt in je behoeften voorzien zonder iets te kopen.

Welke begrip past bij bovenstaande omschrijving?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 10b blz 11

Mensen met meer geld zullen meer/minder aan zelfvoorziening doen?
A
Meer
B
Minder
C
D

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 11

Waarom moet je prioriteiten stellen?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opg 12 blz 12
Lijst op bord

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiten
Leerdoelen:

Je kunt nu:

  • uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften √
  • uitleggen welke twee middelen er zijn om in je behoeften te voorzien √
  • drie manieren noemen om in je behoeften te voorzien √
  • uitleggen wat prioriteiten stellen betekent √

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies