H1: Kun jij kopen wat je wilt? 1.1 Kun jij kopen wat je wilt? ( Pincode editie 7) deel 2

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Kun jij kopen wat je wilt?



1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Kun jij kopen wat je wilt?



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?

           
  • Herhalen theorie 1.1 Kun jij kopen wat je wilt?
  • Theorie 1.1 Kun jij kopen wat je wilt? Rekenen met procenten
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen 1.1 
Leerdoelen:

Je kunt nu:

  • uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften √
  • uitleggen welke twee middelen er zijn om in je behoeften te voorzien √
  • drie manieren noemen om in je behoeften te voorzien √
  • uitleggen wat prioriteiten stellen betekent √

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.1 Kun jij kopen wat je wilt?
Leerdoelen:

Aan het einde van deze les kun je

  • Met procenten een getal uitrekenen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen met procenten
Altijd met een verhoudingstabel!

Je inkomen is €840, daarvan spaar je 15%. Hoeveel spaar je?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen


Extra opgaven

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 13 en 14 op blz 12 en 13 + de extra opgaven. Je mag overleggen. Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? 
Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Daarna help je een klasgenoot.

Slide 7 - Tekstslide

Sponsopdracht: 1b en c
Opgave 13 blz 13:
Je inkomen is € 400 per maand. Hieronder staat hoeveel procent je
van je inkomen uitgeeft aan basisbehoeften, aan overige behoeften en hoeveel je spaart.
a Bereken hoeveel geld je uitgeeft aan basisbehoeften.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 13 blz 13:

b Bereken hoeveel geld je uitgeeft aan overige behoeften.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 13 blz 13: Hoeveel geld geef je uit aan sparen?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 14 blz 13:
Bij een spellenwinkel krijg je kortingsstickers die je zelf op producten
mag plakken. Je wilt in totaal de meeste korting krijgen op onderstaande spellen. a Maak de juiste combinaties.

Afbeelding 1
A
10%
B
15%
C
20%

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 14 blz 13:
Bij een spellenwinkel krijg je kortingsstickers die je zelf op producten
mag plakken. Je wilt in totaal de meeste korting krijgen op onderstaande spellen. a Maak de juiste combinaties.

Afbeelding 2
A
10%
B
15%
C
20%

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 14 blz 13:
Bij een spellenwinkel krijg je kortingsstickers die je zelf op producten
mag plakken. Je wilt in totaal de meeste korting krijgen op onderstaande spellen. a Maak de juiste combinaties.

Afbeelding 3
A
10%
B
15%
C
20%

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 14 blz 13:

b Bereken hoeveel korting je per spel krijgt.

Afbeelding 1: 20% korting

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 14 blz 13:

b Bereken hoeveel korting je per spel krijgt.

Afbeelding 2: 10%

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 14 blz 13:

b Bereken hoeveel korting je per spel krijgt.

Afbeelding 3: 15%

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiten
Leerdoelen:

Je kunt nu:

  • uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften √
  • uitleggen welke twee middelen er zijn om in je behoeften te voorzien √
  • drie manieren noemen om in je behoeften te voorzien √
  • uitleggen wat prioriteiten stellen betekent √
  • Met procenten een getal uitrekenen √

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies