Argumentatie 1 3HAVO

Argumentatie 1
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Argumentatie 1

Slide 1 - Tekstslide

Argumentatie (1)
De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dat standpunt heeft.

Slide 2 - Tekstslide

Feitelijke argumenten
Deze zijn te controleren.
Voorbeeld:
De iPhone 14 kun je het beste bij Tele2 kopen. Daar is hij volgens iPhone Deals het goedkoopst.
(onderzoeksgegevens zijn altijd feitelijke argumenten)

Slide 3 - Tekstslide

Subjectieve argumenten
Deze kun je niet controleren. Je kunt er ook van mening over verschillen.
Voorbeeld:
Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstraf krijgen. Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient?!
(gebaseerd op geloof, gevoel, vermoeden)

Slide 4 - Tekstslide

LET OP!
Een feitelijk argument hoeft niet waar te zijn. Het gaat erom dat de spreker het claimt als een feit. Een subjectieve uitspraak geeft aan of iets onwenselijk, goed of slecht, mooi of lelijk is. Er zit een waardering in.
Welke zijn sterker denk je? Objectieve of subjectieve?

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Klimaatverandering ontstaat niet door de mens, het is gewoon de loop der dingen.
Wetenschappelijk onderzoek geeft aan dat de mens geen invloed heeft op het klimaat.
Het argument is controleerbaar. Als je het controleert, kun je erachter komen dat het niet waar is of juist wel.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 1:
Bedenk een mening en onderbouw deze met een feitelijk argument en een subjectief argument.

Slide 7 - Tekstslide

Enkele voorbeelden van feitelijke argumenten 
1)Nederland moet meer windmolenparken bouwen, omdat we volgens het Europees akkoord meer hernieuwbare energie moeten opbouwen.

2) Het is belachelijk dat ik me om 8 uur moet melden, want Joep was vorige week ook te laat en hij hoeft dat niet.

Slide 8 - Tekstslide

Enkele voorbeelden van subjectieve argumenten 
1) Tijdens het reizen is een e-reader een uitkomst, want je hebt in een klein apparaat al je boeken tot je beschikking.

2) Het interview met de schrijver van het verfilmde boek was zeer emotioneel, want tijdens het luisteren stroomden de tranen over mijn wangen.

Slide 9 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie
Een schrijver onderbouwt zijn mening/standpunt met één argument.

mening
 argument

Slide 10 - Tekstslide

Enkelvoudig
Voorbeeld:

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 11 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie
Een schrijver gebruikt meer hoofdargumenten om zijn mening/standpunt kracht bij te zetten. 
mening  
↑ 
hoofdargument 1 ↔ hoofdargument 2
De argumenten hebben allemaal hun waarde.

Slide 12 - Tekstslide

Nevenschikkend
Voorbeeld:

Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring en ze kan goed met kinderen omgaan.

Slide 13 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie
Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een hoofdargument met een subargument.
mening 
↑ 
 hoofdargument 
↑ 
subargument

Slide 14 - Tekstslide

Onderschikkend
Voorbeeld:

Je moet minder patat met frikadellen eten.
(Want) Dit kost je veel geld in de week en je komt al niet uit met je zakgeld.

Slide 15 - Tekstslide

In het volgende filmpje worden de argumentatiestructuren uitgelegd. Je hoeft de term meervoudige argumentatie niet te kennen. Dit heet tegenwoordig nevenschikkende argumentatie.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Enkelvoudige argumentatie
schema:

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie
schema:

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Zet onderstaande kenmerken bij het juiste begrip.
standpunt
waarderend argument
nevenschikkend argument
Je kunt er maar moeilijk door ademen.
Ik vind dat mondkapjes niet terug moeten komen.
Het is niet wetenschappelijk bewezen dat ze voldoende bescherming bieden.

Slide 22 - Sleepvraag

Zet onderstaande kenmerken bij het juiste begrip.
standpunt
onderschikkend argument
feitelijk argument
waarderend argument
Ze zijn alleen bezig met zichzelf aan de macht te houden
Dit is slecht voor het ecosysteem
De regering moet meer doen voor een beter milieu
Als ze niet drastischer ingrijpen, dan zullen veel diersoorten uitsterven

Slide 23 - Sleepvraag

Welk argumentatieschema geldt hier?
Ik vind dat scholen niet vóór 11 uur 's morgens open mogen gaan, want het puberbrein is erbij gebaat om later te beginnen. 

Slide 24 - Tekstslide

Welk argumentatieschema geldt hier?
We moeten stoppen met het eten van vlees. Geen vlees eten vermindert het dierenleed. Minder dieren leven onder slechte, erbarmelijke omstandigheden.

Slide 25 - Tekstslide

Welk argumentatieschema geldt hier?
We kunnen vanavond niet meer terug naar Amsterdam, want ik heb te veel gedronken, maar óók rijden de treinen niet.

Slide 26 - Tekstslide