ON H4.2 Arbeid

herhaling
  • Hoe bereken je de gemiddelde snelheid?
  • Uit een (s,t)-diagram kan je de ... halen
  • Uit een (v,t)-diagram kan je de ... halen
  • Hoe bereken je de zwaartekracht
  • Hoe bereken je de resultante kracht
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

herhaling
  • Hoe bereken je de gemiddelde snelheid?
  • Uit een (s,t)-diagram kan je de ... halen
  • Uit een (v,t)-diagram kan je de ... halen
  • Hoe bereken je de zwaartekracht
  • Hoe bereken je de resultante kracht

Slide 1 - Tekstslide

Hoe bereken je de zwaartekracht

Slide 2 - Open vraag

Snelheid

Afstand
Tijd

v
s

t

Slide 3 - Sleepvraag

Hoe bereken je de gemiddelde snelheid

Slide 4 - Open vraag

Wat kun je uit een S/t diagram halen

Slide 5 - Open vraag

Wat kun je uit een V/t diagram halen

Slide 6 - Open vraag

Hoe bereken je de resulterende kracht

Slide 7 - Open vraag

Op wie is de resultante kracht groter?
Iemand die net uit een vliegtuig is gesprongen.
Een straaljager die met constante snelheid vliegt.

Slide 8 - Tekstslide

Op wie is de resultante kracht groter?
A
Iemand die net uit een vliegtuig is gesprongen.
B
Een straaljager die met constante snelheid vliegt.
C
De resultante kracht is op beide even groot.

Slide 9 - Quizvraag

Op wie is de resultante kracht groter?
Een doos die stilstaat op de grond.
Een voetbal die met constante snelheid naar een doel vliegt.

Slide 10 - Tekstslide

Op wie is de resultante kracht groter?
A
Een doos die stilstaat op de grond.
B
Een straaljager die met constante snelheid vliegt.
C
De resultante kracht is op beide even groot.

Slide 11 - Quizvraag

Ali fietst in 45 minuten een afstand van 13 km naar school.

Bereken zijn snelheid in meter per seconde.

Slide 12 - Open vraag

Celine wandelt met een snelheid van 2,5 m/s een afstand van 2,1 km.

Bereken hoeveel seconde ze aan het wandelen is.

Slide 13 - Open vraag

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wanneer een kracht arbeid verricht
  • Je kunt rekenen met W = F * s
  • Je kunt uitleggen wanneer de arbeid positief of negatief is

Slide 14 - Tekstslide

Je kunt uitleggen wanneer een kracht arbeid verricht

Slide 15 - Tekstslide

Je kunt rekenen met W = F * s

Slide 16 - Tekstslide

Je kunt uitleggen wanneer de arbeid positief of negatief is

Slide 17 - Tekstslide

De rendieren van de kerstman leveren arbeid. Wat is arbeid eigenlijk?
A
Tja
B
Goede vraag
C
die gekke h
D
kracht * afstand

Slide 18 - Quizvraag

De negatieve arbeid op een auto zorgt ervoor dat:
A
De auto sneller gaat
B
De auto achteruit beweegt
C
De auto remt
D
Dat kun je niet weten

Slide 19 - Quizvraag

De arbeid die de luchtweerstandskracht verricht, is altijd negatief.


A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de invloed van de snelheid op de
te leveren arbeid?
Hoe groter de snelheid, hoe ........... de
te leveren arbeid.
A
Groter
B
Kleiner
C
Maakt niet uit

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de eenheid van Arbeid
A
N
B
Nm
C
J
D
W

Slide 22 - Quizvraag

De definitie formule voor arbeid is...
A
W = Δ Ek
B
W = m g h
C
W = P t
D
W = F s

Slide 23 - Quizvraag

Bij het gewichtheffen lukt het een deelnemer
om een gewicht van 200 kg boven zijn hoofd
te krijgen op 2,2m hoogte.
Bereken de arbeid die daar voor nodig is.

Slide 24 - Open vraag

Een stoel, 25kg, wordt met een constante snelheid verschoven.
Hierbij is een spierkracht van 180N nodig.
Bereken de arbeid die de spieren toevoegen om de stoel
250 cm te verschuiven

Slide 25 - Open vraag

Een jonge trekt een slee voort. De arbeid die hij hiervoor verricht is 4320 J Bereken de kracht die hij uitoefend als de jongen de slee 12 m trekt.

Slide 26 - Open vraag

Je levert tijdens een fietstocht van 1,9 km een gemiddelde spierkracht van 18 N.

Bereken hoeveel arbeid je tijdens de tocht levert.

Slide 27 - Open vraag

Laatste vraag!
Je tilt een tas van 5,0 kg op van de grond en zet hem op een tafel met een hoogte van 70 cm. Hoe groot is de arbeid die je verricht?
A
34 J
B
3,4 J
C
343 J
D
0 J

Slide 28 - Quizvraag

Een sleepboot trek met een kracht van 30 kN een sleepboot 0,2 km door de haven.

Bereken hoeveel arbeid de sleepboot levert.

Slide 29 - Open vraag

Kees duwt een la dicht.
Zijn spierkracht verricht hierbij een arbeid van 1,2 J
hij heeft een kracht nodig van 8N
bereken hoever de la open staat in cm

Slide 30 - Open vraag

Herhaling
  • Je kunt uitleggen wanneer een kracht arbeid verricht
  • Je kunt rekenen met W = F * s
  • Je kunt uitleggen wanneer de arbeid positief of negatief is

Slide 31 - Tekstslide