Instructeur periode 1-2
1 / 19
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat was het hoofdthema van periode 1 instruc. th
A
Presteren
B
Organiseren
C
Evalueren
D
Presenteren
Slide 2 - Quizvraag
Welke 2 communicatie vormen heb je?
Slide 3 - Open vraag
Voor een sportleider is de vaardigheid presenteren belangrijk. Met welke vooral te maken?
A
Met het goed kunnen organiseren
B
Met het goed kunnen instrueren
C
Met het goed kunnen begeleiden
D
Met het goed kunnen coachen
Slide 4 - Quizvraag
Stelling 1: het geven van een goed voorbeeld
Stelling 2: zijn eigen vaardigheid
Stelling 2: zijn eigen vaardigheid
A
Stelling 1 is juist
B
Stelling 2 is juist
C
Stelling 1 en 2 zijn juist
D
Stelling 1 en 2 zijn onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Voor een succesvolle presentatie x aantal aandachtspunten belangrijk.
A
De voorbereiding
B
De non-verbale communicatie
C
De didactische werkvormen
D
De evaluatie
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de naam van het model van het model lesgeven?
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Een slechte organisatie kan leiden tot?
A
Ongelukken
B
Tijdverlies
C
Weinig resultaat
D
Weinig intensiteit
Slide 9 - Quizvraag
Waar staat de VID-regel voor in een praktijkles?
Slide 10 - Open vraag
Wat kan het effect zijn als je les niet veilig is?
A
Blessures
B
Ongelukken
C
Geen plezier bij sb-deelnemer
D
Chaotische organisatie
Slide 11 - Quizvraag
Benoem de 6 W's?
Slide 12 - Open vraag
Benoem 3 organisatievormen
Slide 13 - Open vraag
In het lvf is dit de volgorde:
A
Organisatie-oefenstof-aanwijzingen
B
Oefenstof-legenda-aanwijzingen
C
Oefenstof-organisatie-aanwijzingen
D
Organisatie-legenda-aanwijzingen
Slide 14 - Quizvraag
Wat wordt er bedoeld met planmatig werken?
A
Voorbereiden, uitvoeren en evalueren
B
Voorbereiden, uitvoeren en evalueren
C
Uitvoeren, evalueren en voorbereiden
D
Evalueren, voorbereiden en evalueren
Slide 15 - Quizvraag
Wat wordt er bedoeld met het sociaal-affectief niveau?
A
De kennis
B
Het inzicht
C
De motivatie
D
De theorie
Slide 16 - Quizvraag
hoeveel belangrijke organisatiemomenten zijn er?
A
3
B
6
C
5
D
4
Slide 17 - Quizvraag
Welke volgorde van de 4c's is correct?
A
Complimenteren, corrigeren, controleren en constateren.
B
Constateren, controleren, corrigeren en complimenteren.
C
Constateren, corrigeren, controleren en complimenteren.
D
Constateren, complimenteren, controleren en corrigeren.
Slide 18 - Quizvraag
Waar staat didactiek voor?
A
Het inzicht van het lesgeven
B
De theorie van het lesgeven
C
De praktijk van het lesgeven
D
Kennis van spelregels
