In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.
Zorgen ervoor dat
woorden, zinnen en alinea's
met elkaar samenhangen.
Aan een
signaalwoord
zie je met
welk tekstverband
je te maken hebt.
- chronologisch verband
- opsommend verband
- tegenstellend verband
- toelichtend verband
- voorwaardelijk verband
- redengevend verband
- oorzakelijk verband
- concluderend verband
(en meer)
Een doel-middel verband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
signaalwoorden: opdat, zodat, om te, door middel van, etc.
voorbeeld:
Om op tijd te komen moet ik echt opschieten.