Herhaling periode 4

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

PTO4

  1. Dialogen
  2. Gedicht en rap
  3. Schrijfstijl
  4. Beeldspraak

Slide 2 - Tekstslide

Beeldspraak.
Na de uitzending regende het klachten.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
metonymia

Slide 3 - Quizvraag

Beeldspraak:
Die droge tuin snakt naar een sproeibeurt.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor
D
Metonymia

Slide 4 - Quizvraag

Beeldspraak:

"Die Rembrandt vind ik mooi."
A
Vergelijking
B
Metonymia
C
Metafoor
D
Personificatie

Slide 5 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak?
Hij is een ezel.
A
Vergelijking
B
Metonymia
C
Personificatie
D
Metafoor

Slide 6 - Quizvraag

Met welk soort metonymia heb je hier te maken?

Het leger is niet geschikt voor het zwakke geslacht.
A
pars pro toto
B
totum pro parte
C
abstractum pro concreto
D
concreto pro abstractum

Slide 7 - Quizvraag

Met welk soort metonymia heb je hier te maken?

Even de neusjes tellen.
A
pars pro toto
B
totum pro parte
C
abstractum pro concreto
D
concreto pro abstractum

Slide 8 - Quizvraag

Met welk soort metonymia heb je hier te maken?

Ik hoop dat we dit jaar een witte Kerst krijgen.
A
pars pro toto
B
totum pro parte
C
abstractum pro concreto
D
concreto pro abstractum

Slide 9 - Quizvraag

Met welk soort metonymia heb je hier te maken?

De vampier werd gedood door het vlijmscherpe hout.
A
pars pro toto
B
totum pro parte
C
abstractum pro concreto
D
concreto pro abstractum

Slide 10 - Quizvraag

Met welk soort metonymia heb je hier te maken?

We moeten even de koppen tellen.
A
pars pro toto
B
totum pro parte
C
abstractum pro concreto
D
concreto pro abstractum

Slide 11 - Quizvraag

Met welk soort metonymia heb je hier te maken?

Na een lange rit kwamen ze bij een klein gehucht van niet meer dan vijftig daken.
A
pars pro toto
B
totum pro parte
C
abstractum pro concreto
D
concreto pro abstractum

Slide 12 - Quizvraag

Met welk soort metonymia heb je hier te maken?

Nederland won met 1-0.
A
pars pro toto
B
totum pro parte
C
abstractum pro concreto
D
concreto pro abstractum

Slide 13 - Quizvraag

Waar let je op als je kijkt naar een schrijfstijl?

Slide 14 - Woordweb

Wat doe je NIET als je een dialoog schrijft?

Slide 15 - Open vraag

Een ander woord voor gedichten is:
A
Proza
B
Poëzie

Slide 16 - Quizvraag

Een gedicht moet altijd rijmen, anders is het geen gedicht.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Dialogen
  1. Directe rede
    Letterlijk + aanhalingstekens
  2. Indirecte rede
    Niet letterlijk, bijzin
  3.  Parafraseren 
    Eigen woorden

Slide 18 - Tekstslide

Wat doe je niet
Spreektaal: stopwoorden, halve zinnen, herhalingen

Herhalingen/eentonig taalgebruik -> wissel de drie manieren af en gebruik verschillende soorten woorden

Slide 19 - Tekstslide

Gedichten
Alles kan een gedicht zijn
Kunst afkijken

Aan de slag: 
Kies een onderwerp, ritme en rijm, spelen met taal (leenwoorden/beeldspraak), puzzelen

Slide 20 - Tekstslide

Rap
Ritmisch; beat

Slide 21 - Tekstslide

Schrijfstijl

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Boekopdracht

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Boekopdracht

Slide 27 - Tekstslide

timer
8:00
Hulp?
Boek
Buur
LessonUp
Klaar?
Werk aan je boekopdracht/so/pto
Opdracht
8a
8b
Blz. 109

Slide 28 - Tekstslide