Advertenties

Advertenties
Schrijven hoofdstuk 5
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Advertenties
Schrijven hoofdstuk 5

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
- de toetsweek en de voorbereiding
-Voorkennis advertenties
- Uitleg advertenties
- Quiz
Lesdoelen: 
 Benoemen wat een advertentie is en wat er in een advertentie moet staan.
Benoemen waar je op moet letten bij het maken van een advertentie.

Slide 2 - Tekstslide

Advertentie

Slide 3 - Woordweb

Wat is een advertentie?

- Verschillende soorten:
oproep, aankondiging, reclame maken, iets verkopen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Doel advertentie
Je maakt een advertentie als je mensen iets wilt laten doen.
Het doel van een advertentie is dus om iemand over te halen/ te activeren om iets te doen.
Overhalen/activeren -> tekstdoel

Slide 7 - Tekstslide

Hoe maak je een advertentie?

Slide 8 - Tekstslide

Bladzijde 146
1. Zet boven de advertentie: Te koop of Aangeboden (aandacht)
2. Schrijf daaronder wat je  (te koop) aanbiedt.
- Geef korte informatie: Hoe ziet het eruit? Wat is er opvallend aan (kenmerken)? Wat kun je er allemaal mee? Prijs?
- Plaats een foto of tekening van wat je aanbiedt.
3. gebruik wervende taal. Voorbeeld? 

Slide 9 - Tekstslide

4. Gebruik afkortingen.
5.  Noteer onder aan je advertentie je naam, telefoonnummer en/of e-mailadres.

Slide 10 - Tekstslide

Waar moet je op letten bij het maken van een advertentie?
- Spelling en Leestekens
- Afkortingen
- Publiek
- Bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Tekstslide

welke afkortingen in advertenties kennen jullie?

Slide 12 - Open vraag

Afkortingen
z.g.a.n. -> zo goed als nieuw.
v.a. -> vanaf.
t.k.a. -> te koop aangeboden.
t.e.a.b. -> tegen elk aannemelijk bod.
i.g.st. -> in goede staat.
n.o.t.k. -> nog overeen te komen.
Handig bij het kort houden van je tekst.

Slide 13 - Tekstslide

Spelling en Leestekens
Werkwoordspelling
Hoofdletters
Punten
Komma, vraagteken, uitroepteken

Slide 14 - Tekstslide

Ik houd van mijn kinderen koken en lekker eten

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Publiek
Wie spreek je aan?
u/je?

Slide 18 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
(zie ook blz 162 e.v.)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld: De mooie fiets.

Slide 19 - Tekstslide

Geef zoveel mogelijk bijvoeglijk naamwoorden bij het woord "schooltas"

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel van een advertentie?
A
Emotioneren
B
Activeren
C
Instrueren
D
Informeren

Slide 22 - Quizvraag

Wat staat er bijvoorbeeld bovenaan een advertentie?
A
de prijs
B
je adres
C
te koop
D
een foto

Slide 23 - Quizvraag

Wat schrijf je niet in de korte informatie over wat je gaat verkopen?
A
kenmerken
B
prijs
C
uiterlijk
D
telefoonnummer

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting:
t.e.a.b
A
tijd en adres bestelling
B
tegen elk aanvaardbaar bedrag
C
tegen elk aannemelijk bod
D
tegen een allerhoogst bedrag

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een soort advertentie
A
boek
B
verslag
C
oproep
D
e-mail

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het bn in deze zin.
De aangeboden vieze sokken waren verkocht een bedrag van 20 euro.
A
verkocht
B
bedrag
C
aangeboden
D
vieze

Slide 27 - Quizvraag

Wat noteer je onder aan een advertentie?
A
naam
B
e-mailadres
C
telefoonnummer
D
adres

Slide 28 - Quizvraag

Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?

A
Persoonsvorm
B
Zelfstandig naamwoord
C
Onderwerp
D
Bijwoord

Slide 29 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting:
i.g.st.
A
in gebruikte staat
B
in goede staat
C
in gepoetste staat
D
is gedeeltelijk stuk

Slide 30 - Quizvraag

Opdracht
Werk in duo's.
Bedenk waar jullie goed in zijn en waar anderen iets aan hebben. 
Stel samen een advertentie op die je bij de supermarkt op het bord zou kunnen hangen of die je huis aan huis in de bus kunt doen

Slide 31 - Tekstslide

Werkwijze: 
  • Bepaal samen wat jullie gaan aanbieden, de prijs, een paar wervende woorden en de overige informatie die in de advertentie moet staan. 
  • Stel de advertentie op. 
  • Gebruik niet meer dan zestig woorden. 

Slide 32 - Tekstslide

Wat kunnen jullie aanbieden?

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

Eisen opdracht
- Alle onderdelen van slide 9 en 10 moeten in de advertentie terugkomen.
- De beschrijving van wat je gaat verkopen moet minstens 10 regels zijn.
- In de advertentie moeten minimaal 4 bijvoeglijk naamwoorden gebruikt worden (let ook op spelling, leestekens en publiek).
- Zorg ervoor dat de advertentie er aantrekkelijk uitziet.

Slide 35 - Tekstslide

Einde van de les
doelen
 Benoemen wat een advertentie is en wat er in een advertentie moet staan.
Benoemen waar je op moet letten bij het maken van een advertentie en waarmee je je advertentie beter kunt maken (bn).

Slide 36 - Tekstslide

Huiswerk
- Denk na over de  advertentie die je gaat maken. 
- Theorie over het bijvoeglijk naamwoord doornemen (bladzijde 162).
- Doornemen PowerPoint.

Slide 37 - Tekstslide