BS 7: Een constante lichaamstemperatuur


Wat is de taak van de zweetklieren?
A
transporteren warmte
B
kunnen waarnemen of de temperatuur hoger of lager is dan normaal.
C
staan warmte af door middel van verdamping.
D
zenden informatie over temperatuurveranderingen in de huid naar de hersenen.
1 / 13
volgende
Slide 1: Quizvraag
mens en natuurMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


Wat is de taak van de zweetklieren?
A
transporteren warmte
B
kunnen waarnemen of de temperatuur hoger of lager is dan normaal.
C
staan warmte af door middel van verdamping.
D
zenden informatie over temperatuurveranderingen in de huid naar de hersenen.

Slide 1 - Quizvraag

Welk gas ademen wij uit?

Slide 2 - Open vraag

Je kunt het temperatuurregelcentrum van je lichaam vergelijken met een apparaat in
een installatie voor centrale verwarming.
Met welk apparaat?

Slide 3 - Open vraag

De cellen in je lichaam halen hun energie uit de......1...... van .....2......
A
1= verbranding 2=water
B
1= verbranding 2=glucose
C
1= verbranding 2=zuurstof

Slide 4 - Quizvraag

kernbegrippen
Verbranding in lichaam: glucose, glucose + zuurstof  koolstofdioxide
+ water + energie
Lichaamstemperatuur: koudbloedige dieren, warmbloedige dieren, winterslaap
Constante lichaamstemperatuur: warmteproductie, warmteafgifte,
zweet, bibberen
Temperatuurregelcentrum: temperatuurregelcentrum,
temperatuurzintuigen
Dieren: spechten, wespen

Slide 5 - Tekstslide

Koudbloedig
Warmbloedig

Slide 6 - Sleepvraag

In welke onderdelen van het lichaam vind er verbranding plaats?
A
maag
B
cellen
C
lever
D
darmen

Slide 7 - Quizvraag

Reactie van het lichaam op warmte
Reactie van het lichaam op kou

Slide 8 - Sleepvraag

Warmbloedig:
de lichaamstemperatuur is altijd even hoog
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 9 - Quizvraag

Warmbloedige dieren
lichaamstemperatuur altijd min of meer hetzelfde (constant)

Slide 10 - Tekstslide

1. Warmbloedige dieren hebben altijd ongeveer dezelfde
lichaamstemperatuur.

2. Warmbloedige dieren hebben altijd een hogere
lichaamstemperatuur dan koudbloedige dieren.
A
1= juist 2= onjuist
B
1= onjuist 2= juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Heb je deze les begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Wanneer is een dier koudbloedig?

A
Wanneer hij in een koude omgeving leeft.
B
Wanneer zijn lichaamstemperatuur lager is dan de omgevingstemperatuur.
C
Wanneer zijn lichaamstemperatuur gelijk is aan de omgevingstemperatuur.
D
Wanneer zijn lichaamstemperatuur lager is dan 37 graden.

Slide 13 - Quizvraag